Homilie Vierde paaszondag B-jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

Hand.4,8-12   1 Joh.3,1-2     Jo 10,11-18

Wie van u heeft niet ooit eens de fascinatie ondergaan van een opgaande zon? Imponerend, schitterend, vooral wanneer men die zonsopgang heeft afgewacht vanaf de laatste nachtwake, over het eerste ochtendgloren tot aan het rijzen van de vuurrode zon aan de kim. Niet te verwonderen dat de mensheid in dit natuurfenomeen een symbool heeft gezien met vele betekenissen. In één van die betekenissen begroet de jonge Kerk in de opgaande zon de Christus, en meer bepaald, de openbaring die in Christus haar volheid bereikt. Verre schemeringen uit het oude verbond, flitsen aan de horizon van de profetische tradities, stralen die fonkelen in de wijsheidsliteratuur van Israël bundelen zich, culmineren naar een schittering die Paulus noemt: de volheid van de tijd (Gal.4,4), of de volheid van hem die alles en allen vervuld (Ef.1,23). De komst van Christus in de tijd, van geboorte tot verrijzenis, is dan die rijzende zon aan het zwerk, die als een held stralend zijn baan gaat. Niets is voor zijn lichtgloed verborgen (Ps.19,6-7).

Lees meer...

Homilie tweede Paaszondag B Hand 4,32-35

 

 

 

 Tweede Paaszondag B Hand 4,32-35    1 Joh 5,1-6     Joh. 20,19-31

Beste vrienden, de verrijzenis van Jezus is geen feit dat je zomaar voor waar kunt aannemen. Twijfels zijn in dit geval toch wel normaal. Het geloof in de verrijzenis roept in onze tijd van wetenschappelijke feiten en zekerheden veel vragen op. Lijkt die verrijzenis niet eerder op “wishful thinking”?
      De apostel, die wij allemaal kennen met zijn bijnaam „de ongelovige“, en die de hoofdrol speelt in het Evangelieverhaal van vandaag, toont ons dat dit geen probleem is van onze tijd alleen. Hij maakt ons duidelijk dat die moeilijkheden met het geloof in de verrijzenis reeds bestonden onmiddellijk na de gebeurtenis zelf, ook voor die leerlingen die tot de harde kern van Jezus’ vrienden behoorden. Daarom zou ik die Thomas toch eens van naderbij willen leren kennen. Wat weten we eigenlijk over hem? Zeker datgene wat we vandaag hebben gehoord en ons zeer vertrouwd is. Maar kennen jullie ook de twee-drie andere plaatsen in het Evangelie van Johannes waar Thomas wordt vernoemd?  Telkens weer stelt hij vragen en spreekt hij datgene uit wat ons vandaag eveneens bezig houdt. Thomas is de modernste van alle apostelen: hij zou als het ware onze spreekbuis kunnen zijn.  

Lees meer...

Zesde zondag B 2021

 

 

 

 Lev.13,1-2.45-46    1Kor 10,31-11,1    Mc. 1, 40-45

Reeds de derde zondag op rij horen we in het evangelie over zieken die door Jezus genezen worden. Twee weken geleden ging het om een bezetene in de synagoge waarvan Jezus de demon uitdreef; vorige week ging het over de schoonmoeder van Petrus die met koorts te bed lag en die Jezus deed opstaan; en deze zondag gaat het om een melaatse die door Jezus gereinigd wordt. Jezus is gekomen om ons te genezen en te reinigen. Maar waarvan geneest en reinigt Jezus ons?

Alles heeft zijn geschiedenis, ook het medisch beroep. Mensen die vandaag ziek worden, zoeken een dokter op, misschien zelfs een tweede of een derde. Want ziekte betekent lijden en aftakeling en dat willen we zoveel mogelijk inperken. Ook in Jezus tijd waren er dokters en zochten zieken naar genezing. Maar de geneeskunde lag toen nog veel meer in de religieuze sfeer. Ziek worden heeft altijd iets mysterieus: waarom krijgt mijn buurman kanker en ik niet? Waarom raakt de een wel besmet met het virus en de ander niet? Dat zijn vragen waar de mens altijd mee geworsteld heeft. De gedachte aan een blind noodlot lijkt hem onverdraaglijk. In het religieuze wereldbeeld van de oudheid geloofde men liever dat God ermee te maken had. Ziekte werd aldus gemakkelijk verklaard als een straf van God. Er komen dan priesters aan te pas die bepalen wat je wel en niet mag doen. Dat hoorden we in de eerste lezing uit het boek Leviticus. Bij bepaalde vormen van huidziekte was het verdict heel zwaar: je moest in volledige, vaak levenslange quarantaine, uitgestoten door God en door de mensen. En dat was zo dwaas nog niet! De huidige pandemie heeft ons terug geconfronteerd met het fenomeen quarantaine. En we weten hoe noodzakelijk die wel is, met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen mogelijke besmetting. Maar we zien eveneens hoe belastend quarantaine kan zijn voor de persoon en zijn kring, hoe zwaar dit kan wegen op het psychisch, sociaal en spiritueel welzijn van de betrokkene. In het geval van lepra was dit in Jezus’ tijd en cultuur nog veel erger: een gruwelijk isolement en een loodzwaar schuldgevoel. Wie kan je daaruit nog redden? God alleen!

Lees meer...

Homilie vierde zondag B 2021

 

Vierde zondag B        Mc 1,21-28        Deut 18,15-20    1 Kor 7,32-35

Jezus is onze Leraar en onze Genezer. En vandaag, broeders en zuster, heeft Hij zijn eerste werkdag, zijn debuut. Marcus, het oudste verslag dat wij van Jezus’ optreden kennen, situeert dit begin in Kafarnaüm, een stad in Galilea. In het laatste hoofdstuk van Marcus zal aan de vrouwen gezegd worden: “Hij is verrezen. Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea” (Mc 16,6-7). Galilea is de ruimte waar Jezus zijn Kerk sticht en haar uitzendt over de wereld. Galilea is moedergrond van de Kerk. In de voorafgaande perikoop die wij vorige zondag beluisterden, koos Jezus zijn eerste leerlingen uit: Simon, Andreas, Jacobus en Johannes. Vier vissers die Hij midden in hun ambacht, daar bij het meer van Galilea, roept met de belofte van hen ‘vissers van mensen’ te maken, mensen die anderen zouden raken door hun leer en hun optreden. Maar eerst gaat de Meester hen daarin voor, zo hoort het ook.

Lees meer...

Homilie 29 ste zondag jaar A

 

Mat. 22, 15-21

De Farizeeën komen naar Jezus om Hem ‘te vangen in zijn eigen woorden’, Hij, het mensgeworden Woord van God, willen zij in zijn eigen woorden strikken! Zij komen tot Hem met een groep Herodianen. Herodianen zijn een joodse fractie die op goede voet willen staan met de Romeinse bezetter, uit pragmatisme of uit eigenbelang, terwijl de Farizeeën eerder neigen naar burgerlijke ongehoorzaamheid in naam van de Verbondswet en haar bepalingen. Wát Jezus’ antwoord ook mag zijn, Hij zal altijd óf van oproer kunnen beschuldigd worden – een vijand van de keizer – of van het ontbreken van godsdienstige vroomheid, een vijand dus van God. De strik is gezet en de delegatie kiest ervoor om met een compliment het dispuut te openen: “Jezus, wij weten dat Gij altijd waarachtig zijt en de weg van God in waarheid onderricht; u laat zich door niemand beïnvloeden, want u kijkt de mensen niet naar de ogen”, letterlijk, “u kijkt niet naar het aanschijn van de mensen”.

Lees meer...

Eenentwintigste zondag A

De vraag die Jezus zijn leerlingen stelt: ‘wie ben ik’, doet me denken aan de tijd waarin ik voor leerlingen van het middelbaar onderwijs, 15 tot 18-jarigen, retraites mocht begeleiden. Eén van hun favoriete groepsactiviteiten bestond erin dat één bepaalde leerling centraal stond en de anderen over die persoon hun mening mochten uitspreken. ‘Wat denken jullie over mij? Hoe zien jullie mij?’ Een nogal gevaarlijk spel om tijdens een retraite van slechts enkele dagen te spelen, want de persoon die het onderwerp is van alle commentaar kan behoorlijk gekwetst worden en de tijd om de wonden achteraf te helen ontbreekt vaak.

Lees meer...