Homilie openbaring 2022

 Jes 60, 1-6    Ef 3, 2-6       Mt 2, 1-12

De Wijzen uit het oosten die duizenden kilometers op hun kamelen afleggen om een ster te volgen, die hen uiteindelijk een schamel kindje laat vinden met zijn moeder, en die vervolgens hun dromen achterna gaan om langs een andere weg naar hun land terug te keren, lijken wel de antipode van de mens die zijn leven bouwt op zekerheden. Een ster, een kindje en een droom: welk soort geluk moet je daarvan verwachten? En toch lijkt het verhaal te suggereren dat die Wijzen het geluk van hun leven gevonden hebben. ‘Als ze de ster zien worden ze met overgrote vreugde vervuld’, zegt het verhaal. En als ze het kindje met zijn moeder vinden, ‘vallen ze op hun knieën, buigen ze zich ter aarde en bieden ze het hun koninklijke geschenken aan: goud, wierook en mirre’. Hun verlangen is vervuld, ze hebben de schat van hun leven gevonden, ze kunnen voldaan terugkeren omdat ze het essentiële ontdekt hebben, datgene waar het in het leven op aankomt. Wie het geluk wil vinden, moet naar de sterren kijken, zijn droom volgen en moet met alle kracht de wegen volgen die in zijn ziel geschreven staan. Anders leeft men tevergeefs

.

In schril contrast met deze Wijzen staat koning Herodes. Hij wordt getekend door huichelachtigheid en controlezucht. Zijn zogezegd verlangen om zich eveneens voor de pasgeboren Koning neer te buigen is gehuicheld. Het is een vals, geen authentiek verlangen, het gaat alleen om begeerte en macht. Terwijl de Wijzen hun land en volk – alles eigenlijk – achterlaten om een ster te volgen die hen naar onbekende horizonten voert, wil Herodes juist vasthouden aan wat hij heeft en bezit en waar hij zeker van is: zijn macht en positie. De Christus, die volgens de profetengeschriften geboren wordt te Bethlehem in Juda, vormt een bedreiging voor zijn positie als potentaat. Zijn angst zal hem tot de moordenaar maken van alle jongetjes van twee jaar en jonger in Bethlehem en in heel het gebied. De zoete smaak van de macht verandert mensen in moordenaars.

Dit verhaal van de magiërs uit het oosten lijkt een beetje op een sprookje uit Duizend-en-één-Nacht, de beroemde verzameling vertellingen uit het Midden-Oosten waarvan de kern ouder is dan onze christelijke jaartelling. De sfeer is oosters, de raamvertelling is boeiend en prikkelt het voorstellingsvermogen, de couleur locale is mysterieus en dramatisch. Niet zonder reden hebben de ‘Drie koningen’ hun plaats gekregen in de voorstelling van onze kerststal. De weelderige uitdossing van de ‘Drie koningen’ contrasteert heel goed met het schamele kindje op wat stro. Het zijn extremen die elkaar raken. Het rijke wordt aangetrokken door het arme, waarin het een grotere wijsheid vermoedt. In zekere zin doet dit verhaal ook denken aan de biografie van Boeddha, die als prins Siddartha de hoge muren van zijn paleis en zijn luxe verliet om de confrontatie aan te gaan met het lijden en de dood van gewone mensen, en dan besluit een monastiek leven te gaan leiden van meditatie en stilte. Wie niet als de magiërs de vaste grond van zijn bekrompen overtuigingen en zijn comfortzone verlaat, wordt nooit een wijze en wordt nooit verlicht.

De magiërs waren heidenen, Perzen of Babyloniërs, die de astronomie of astrologie tot een hoge graad van ontwikkeling hadden gebracht. Herodes de Grote was een vazalkoning van de Romeinen, een Jood maar zonder Joodse ouders, bekend vanwege zijn buitengewone wreedheid en zijn paranoia. Hij was te Rome zeer geliefd vanwege zijn dure geschenken aan Romeinse hooggeplaatsten. Bij zijn Joodse onderdanen was hij echter bijzonder onpopulair wegens de hoge belastingdruk en vooral omwille van het feit dat hij de Romeinse adelaar boven de hoofdingang van de tempel van Jeruzalem had laten aanbrengen. Hierdoor werd het voornaamste symbool van de Joodse identiteit een Romeins monument. In dit kluwen van macht en intrige wordt Jezus geboren en wij vieren vandaag, als een tweede hoogtepunt in de Kerstliturgie, zijn Openbaring als de God en Koning Christus. Vreemde magiërs brengen Hem hun hulde, geloofsgenoten staan Hem naar het leven. Vanaf zijn geboorte is Christus een teken van tegenspraak. Want in dit kindje openbaart God zich in zwakheid en menselijkheid. God toont ons wie Hij is: niet iemand die zich hult in macht en autoriteit maar die zich openbaart in de onschuld van een kind. Het kind zal doorheen het evangelie door Jezus herhaaldelijk centraal geplaatst worden. “Als je niet wordt als kinderen; wie een kind opneemt, neemt Mij op; verhinder de kinderen niet tot Mij te komen want aan hen die zijn zoals zij behoort het Rijk der hemelen.”
Wie naar de sterren kijkt en de droom beluistert, wie met heel zijn kracht en heel verstand de lijnen volgt die God in zijn ziel geschreven heeft, vindt het Kind en wordt verlicht.

br. Guerric ocso    
1