homilie Tweede zondag door het jaar C 2022

  

 

 

 

 

 

 

 

Jes. 62, 1-5; 1 kor. 12, 4-11; Joh. 2, 1-12

De bruiloft van Kana, broeders en zusters, zet het verbond van God met zijn volk in scène. In Kana begint, zoals Jesaja het plechtig uitdrukt, ‘de zon der gerechtigheid te stralen en gaan de volken Gods glorie aanschouwen. De schepping heet niet langer ‘Verlatene’, het land niet langer ‘Woestijn’. Nee, heel de mensheid krijgt te Kana in Galilea de naam ‘Gehuwde’ en rijkelijk vloeit er de wijn van Gods bruiloft met de aarde. Zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid, zo blij is God is met zijn schepping!

Hoewel Jezus met zijn leerlingen bij die bruiloft maar zijdelings aanwezig is, valt de focus toch helemaal op Hem. Het bruiloftspaar wordt niet eens bij name genoemd. Jezus zélf is de eigenlijke Bruidegom. En zijn bruid is de Kerk die Hij bezig is zich te vormen, waarvan zijn moeder en zijn leerlingen de spil vormen, en die Hij wil laven met de wijn van zijn eigen bloed aan het kruis. Dát zal zijn uur worden dat thans, in Kana, nog niet is aangebroken, het grote uur van zijn volle openbaring en verheerlijking aan de rechterhand van de Vader. Hier, op de drempel van zijn openbaar leven, begint Jezus zijn opgang naar dat uur. En Hij doet dat heel symbolisch met een bruiloft te Kana in Galilea.



Opvallend op die bruiloft is, dat niet in de eerste plaats Jezus maar zijn moeder er de genodigde is. Het is via haar dat ook Jezus met zijn groepje leerlingen mee aan tafel aanschuift. Jezus verschijnt dus niet op het toneel van zijn openbaar leven langs de grote poort en met veel bombast, maar via een zeer bescheiden zijdeurtje, via zijn moeder, en dit naar aanleiding van een bruiloft, het feest bij uitstek van de menselijke liefde.

Wanneer God in onze eigen geschiedenis binnentreedt, zusters en broeders, is dat vaak niet anders. Meestal hebben wij Hem niet uitgenodigd, maar schuift Hij haast toevallig, onverwacht en zeer bescheiden aan onze tafel aan; vaak ingeleid door een van zijn vrienden. En laat dat een eerste kenmerk zijn van Gods intrede in onze levens: Hij is altijd de grote Onverwachte, de tweederangs genodigde, degene die men echt niet had zien binnenkomen op het bruiloftsmaal van het leven.

Een tweede paradoxaal kenmerk van Gods intrede in ons bestaan is, dat Hij de vanzelfsprekendheden op hun kop zet. Dat suggereert de evangelist door wat hij zegt en wat hij verzwijgt. Over het eigenlijke bruidspaar wordt geen woord gerept. Ze zijn verdwenen in de vergetelheid van de geschiedenis. Want het centrum van de bruiloft heeft zich naar Jezus verplaatst als de eigenlijke Bruidegom en naar zijn moeder en zijn leerlingen, als zijn Kerk-bruid. Maar ook de natuur verliest haar vanzelfsprekendheid: water wordt wijn, en wat als goed werd gekwalificeerd valt in het niet bij dat betere dat Christus brengt. Die goede en overvloedige wijn, meer dan zeshonderd liter!, wordt door Johannes duidelijk gezien als de voorafbeelding van het bloed van het Lam, dat stromen zal uit de geopende zijde van de Gekruisigde, vergoten voor de redding van de wereld.

Als God ons leven binnenkomt – in regel ongenodigd en onverwacht – zet dat ons bestaan op zijn kop: wie blind was wordt ziende, wie gevangen zat wordt bevrijd, wat duister is wordt verlicht. Maar God maakt geen publiciteit: Hij roept niet en schreeuwt niet. Hij maakt zijn aanwezigheid kenbaar in kleine tekens en met bescheiden symbolen. Hij forceert niet, breekt geen geknakt riet en dooft geen kleine beetjes hoop. Heel zijn optreden, waarvan Hij te Kana in Galilea een begin maakt, wordt gekenmerkt door leven-schenkende barmhartigheid. En zonder dat iemand weet waar die goede wijn vandaan komt, verandert Hij gaandeweg heel ons innerlijk, geeft Hij de zin van ons leven een nieuwe wending zodat echte vreugde opborrelt, ondanks de pijn die wezenlijk bij het leven hoort. Zelfs onze mislukkingen en beproevingen gaan vruchten dragen van zoetheid en tederheid, alsof het water van angst en droefheid veranderd wordt in de bloedrode wijn van de liefde.

Maar dit alles gebeurt niet zonder onze medewerking. Het is opvallend met hoeveel precisie de evangelist alle details beschrijft van de voorbereiding van het wonder te Kana: het aantal kruiken, de inhoud van elke kruik, dat zij dienden voor de rituele reiniging, het werk van de dienaars die ze met water vullen tot aan de rand, het laten proeven van de wijn door de tafelmeester, en dit alles op gebiedend verzoek van de moeder van Jezus: ‘Doet maar wat Hij u zeggen zal’. De moeder van Jezus is de Kerk die altijd verwijst naar haar Beminde: ‘Doet maar wat Hij u zeggen zal’. Heel die gedetailleerde opsomming van menselijke activiteit geeft uitdrukking aan het feit dat God niets doet zonder medewerking van de mens. God maakt geen wijn uit niets. De genade van God speelt altijd in op onze menselijke realiteit en binnen onze psychologie. Het mirakel voltrekt zich in de spleten van ons alledaagse leven, in ons werk dat we met toewijding verrichten, in onze aandacht voor onze naaste, in de barmhartigheid waarmee we alle schepselen Gods tegemoet treden. Niets menselijks gaat verloren; het is allemaal als water van Kana waarmee we onze kruiken tot bovenaan moeten vullen. Daarvan maakt God zijn wijn van de liefde.

Want de bruiloft is begonnen! De Bruidegom is daar en Hij doopt ons met Geest en met vuur. Hij is de ware wijnstok en zijn Vader de wijngaardenier. De wijn van het Oude Verbond is opgeraakt en Jezus schenkt vanaf heden de uitstekende wijn van het Nieuwe Verbond: die van de bruiloft van Gods Zoon met onze wereld die Hij huwt en omvormt tot een Rijk van God, een Rijk van liefde en vrijheid. Amen.

Br. Guerric ocso
1