Homile Kerstmis 2018
Gods liefde op aarde neergedaald
ligt in een stal op stro te slapen.
De stille herders van de schapen
zij hebben het alom verhaald.
Zusters en broeders,
Een strofe uit één van onze kerstliederen. Heel bondig wordt het geheim van Kerstmis uitgezegd. Bondig, elk woord telt; elk woord is openbaring.
Gods liefde op aarde neergedaald. Of zoals Sint Paulus het schrijft aan Titus: de goedheid en de mensenliefde van God onze Heiland is op aarde verschenen. Gods liefde, Gods mensenliefde, Gods humaniteit, Gods menselijkheid. God wordt God-met-ons, Emmanuel. Niet boven ons – Hij is de hoge hemel uitgetreden. Neen, met ons, tussen ons in. God wil met ons zijn; Hij wil ons menselijk ontmoeten.
Homilie 28° zondag B 2018
O, waren mijn wegen zó zeker
dat ik steeds uw verbondseisen nakwam;
want dan kon ik zonder beschaming
zien op ieder van uw geboden.
Zusters en broeders,
Zopas hebben we – zoals elke zondag – deze psalmwoorden uit Psalm 119 samen gezongen. Deze lange psalm waaruit we elke dag bidden als inzet van ons samenkomen rond de Heer. Psalm 119 met één allesoverheersende gedachte: wat een kostbaar cadeau is alles wat God van zijn bedoelingen meedeelt en hoezeer worden wij uitgenodigd om daarop in te gaan. Onze vraag naar God – hoe moeten, mogen we, kunnen we leven – zo leven dat het perspectief heeft – leven met een uitzicht. Of zoals de man die komt aanlopen en zich voor Jezus op de knieën werpt hem vraagt: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven? Trouwens, juist diezelfde vraag klonk al maandag in het evangelie uit de mond van een wetgeleerde. Jezus antwoordde toen: Wat staat er geschreven in de wet? Wat leest ge daar? De wetgeleerde antwoordt: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf. Jezus beaamt het: Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven. Vandaag in ons evangelieverhaal is het antwoord anders en toch ook weer niet. Jezus verwijst gewoon naar de geboden. Nu niet samengevat, maar opgesomd vanuit de decaloog: gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, ge zult niemand tekort doen, eer uw vader en uw moeder. Doe dat en gij zult leven. Dan komt het toch verrassende antwoord van de man: Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.
Homilie voor de 22 ' zondag jaar B 2018
Broeders en zusters,
Onlangs keken we in onze gemeenschap naar een heruitzending van een Kruispuntreportage, een interview met zuster Minke de Vries van de gemeenschap van Grandchamp in Zwitserland. Het thema was ‘het kwaad in de wereld’. Zuster Minke vertelde dat er een grote ommekeer in haar leven kwam toen ze besefte dat het kwaad zich niet alleen buiten haar afspeelde, maar evenzeer huisde in haar eigen hart. Ik denk dat met die uitspraak de kern van het evangelie van deze zondag wordt aangeraakt, ook al is het onderwerp niet het kwaad in de wereld, maar de concrete beleving van een godsdienstig leven.
Jezus wijst op het gevaar dat zo’n leven zich afspeelt aan de buitenkant – een precies uitvoeren van een aantal voorschriften en gebruiken. Men maakt dat men in orde is, dat er niets aan te merken valt.
Homilie voor de 19'zondag jaar B 2018
De Heer verzadige ons met het echte brood
dat uit de hemel neerdaalt en aan de wereld leven geeft.
Broeders en zusters,
Deze woorden worden iedere dag uitgesproken in onze refter vóór we het middagmaal gebruiken. Onze lichamelijke honger wordt zo telkendage verbonden met een veel diepere honger die ons huist - en die slechts te stillen is met echt brood: Brood dat uit de hemel neerdaalt én dat leven geeft aan onze wereld.
Over dat brood gaat het vandaag in het evangelie - genomen uit de zogenaamde broodrede van het Johannesevangelie - het gesprek dat Jezus voert met de Joden ná de wonderbare broodvermenigvuldiging. Ook hier gaat het eerst over lichamelijke honger, die wordt gestild - én Jezus grijpt dat aan om te spreken over die andere honger: honger naar erkenning, aanvaarding, naar levensvervulling tot over de dood heen.
En deze honger kan slechts gestild worden met een voedsel dat niet vergaat, dat eeuwigheidsleven in zich draagt - een voedsel dat van boven komt, van Godswege. In feite hebben wij - mensen - altijd nood aan dàt voedsel - geweten of ongeweten. Maar beseffen wij dat nog? Verlangen wij ernaar? Kunnen wij het ontvangen? Zijn we open voor de wijze waarop dit voedsel naar ons toekomt?
Homilie 14' zondag door het jaar B 2018
Zusters en broeders,
Vorige zondag mochten we de blijde boodschap horen – een sterke boodschap – dat God wil dat wij leven, dat wij leven hebben in overvloed. Niet voor de dood zijn we gemaakt, maar om te leven naar God toe van ganser harte. In het evangelieverhaal van vorige zondag doet Jezus God: Hij schenkt leven aan een vrouw uit wie het leven wegvloeit en aan een meisje van twaalf uit wie het leven is weggevloeid. Jezus doet het leven weer stromen; Jezus brengt leven.
Het evangelie van deze zondag contrasteert zo sterk met het enthousiasme van vorige week. Jezus komt in zijn Vaderstad. En Jezus kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas, die Hij de handen oplegde. Jezus wil leven geven, maar het lukt niet. Er is weerstand. Er zijn hindernissen. Wat hindert? Wat verhindert Jezus om leven te geven, om het leven te laten stromen? Jezus stond verwonderd over hun ongeloof. En dit in schil contrast met de vrouw die aan bloedvloeiing leed: Dochter, uw geloof heeft u gered. Of Jezus’ woord aan de vader van het meisje: Wees niet bang, maar blijf geloven.
HOMILIE 7° Paaszondag B 2018
Vroeg, nog diep in de nacht stond Jezus op,
ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats,
waar Hij bleef bidden. (Mc 1,35)
Zusters en broeders,
Jezus en God; Jezus én zijn Vader. Jezus steeds gericht op zijn Vader. Het diepe geheim van Jezus’ leven en ik vermoed ook van ons leven.
Jezus bad. Over de inhoud van zijn bidden spreken de evangeliën slechts sporadisch. Het Onze Vader; het jubelgebed – Ik prijs u, Vader, Heer van hemel en aarde; zijn gebed in de hof van Olijven, Jezus’ gebed op het kruis. En het gebed op het einde van het Laatste Avondmaal, waarvan we zojuist een deeltje hebben gehoord. Met die gebedswoorden laat Jezus ons binnenkijken in zijn hart, in wat Hem dierbaar is, wat Hij toevertrouwt aan zijn Vader. Laten we er goed naar luisteren. In het evangelie van deze zondag draait het daarbij om drie belangrijke woorden: eenheid, vreugde en waarheid.
Homilie Witte Donderdag 2018
In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven
en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde,
stond Hij van tafel op…
Broeders en zusters,
Het gebeurt niet zo vaak dat de evangelisten ons laten binnenkijken in wat Jezus innerlijk beweegt. Maar nu doet Johannes dat expliciet bij het gebeuren van die laatste avond. Jezus en zijn Vader. Jezus en zijn God. Heel bewust van zijn zending begint Jezus aan de voetwassing. En het is treffend dat se samenstellers van het vijfde eucharistisch gebed die woorden hebben overgenomen omtrent de eucharistie: In het bewustzijn dat Hij van U was uitgegaan en naar U terugkeerde, heeft Hij het brood in zijn handen genomen. Het gaat hier om iets heel fundamenteels – Jezus wil nog in een laatste handeling heel zijn zending in herinnering roepen, ons opnieuw aanzeggen waartoe Hij gekomen is. Het doet me terugdenken aan de evangeliewoorden van de vierde vastenzondag: Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Of zoals Johannes het schrijft in zijn eerste brief: De liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard, doordat Hij zijn enig Zoon in de wereld gezonden heeft, om ons het leven te brengen.