Homilie 5de zondag van de Veertigdagentijd




13 maart 2016

Waar gaat het evangelie van de overspelige vrouw over?
Je zou kunnen zeggen dat het over barmhartigheid gaat.
Je zou kunnen zeggen dat het over vergeving gaat.
Je zou kunnen zeggen dat het een oproep inhoudt om geen mens te veroordelen.
Ik zeg jullie dat het over waarheid gaat en over het spreken van de waarheid.
De waarheid die hier aan bod komt
is echter niet het antwoord op de vraag “Wat heeft die vrouw misdaan?”,
en ook niet op de vraag “Wat moeten we nu met haar doen?”,
“Zullen we haar stenigen of niet?”
De waarheid die hier aan bod komt
is een antwoord op de vraag: “Wie is die vrouw?” en “Wie zijn wij?”
Je kunt opmerken dat er in het verhaal geen duidelijk antwoord te lezen is op die vraag,
zoals Jezus ook geen duidelijk ‘ja-of-nee’ antwoord geeft
op de vraag van de Schriftgeleerden en de Farizeeën.
Sommigen denken dat Hij stilzwijgend het antwoord op de grond schrijft.
Maar we kunnen onmogelijk weten wat Hij daar schrijft,
wat Hij daar nu precies geschreven heeft.
En ik ben van mening dat je daar niet al te veel moet over fantaseren.
Ik ben niet van mening dat ieder dat zomaar voor zichzelf mag invullen.
Maar ik lees dat Jezus met zijn vinger op de grond schrijft.
Ik denk niet dat die grond aarde of zand is.
Jezus is in de tempel en die had, volgens archeologische reconstructies, een stenen vloer.
In het Oude Testament wordt slechts over één iemand gezegd
dat die met zijn vinger op steen schrijft.
We lezen in het boek Exodus:
Toen de HEER op de berg Sinai zijn woorden tot Mozes beëindigd had,
overhandigde Hij hem de twee platen van het verbond,
stenen platen, door Gods vinger beschreven.
In het evangelie van Johannes zegt Jezus
voortdurend dat God in Hem aan het werk is.
Als Hij op de stenen schrijft Hij Gods woorden,
een bevrijdende goddelijke waarheid,
een waarheid die ons zegt wie we wezenlijk zijn en hoe we dienen te leven
om volkomen vrede en vreugde te verwerven, om te leven.
We dienen elkaar lief te hebben zoals God ons liefheeft.
We zijn en blijven, ook als zondige mensen, Gods geliefde kinderen en
we zijn geroepen en hebben het vermogen om als God lief te hebben.
En wie dat doet heeft de hele Wet vervuld.
Die waarheid over God, onszelf en de medemens
is slechts te kennen door wat we contemplatie noemen.
Dat houdt in dat het ik, dat wil begrijpen en oordeelt, verstilt, zwijgt,
en die waarheid van de ander wil ontvangen an aanvaarden.
We moeten contemplatief zijn om de mensen te kunnen zien zoals ze zijn.
Deze manier van kijken is, in de eerste plaats, aandachtig.
We legen onze geest van onze oordelen,
om de mens te ontvangen naar wie we kijken,
gewoon zoals deze nu is, met al zijn zwakheid en misstappen,
maar ook met zijn diepste waarheid die Gods liefde is.
Voor christenen betekent liegen ongenadig naar anderen kijken,
onze ogen sluiten voor de goedheid van hun menselijkheid
en ze gebukt laten gaan onder de last van hun zonde.
We kijken niet goed en niet goddelijk naar mensen tenzij we genadig naar ze kijken.
Dit is geen wegmoffelen van de zondigheid van de mens,
dit is geen doofpotoperatie.
De met Gods ogen kijkende Jezus zegt duidelijk: “Zondig van nu af niet meer.”
Dat is toch ook zeggen dat er zonde geweest is.
De met Gods vinger schrijvende Jezus zwijgt en contempleert
en leest en schrijft Gods waarheid over de mens.
De met Gods woorden sprekende Jezus zegt: “Ik veroordeel u niet. Leef dus.”
Zo’n manier van kijken, schrijven, zwijgen en spreken
is een ernstige wijze van verzet tegen het
oordelende en veroordelende kijken, schrijven, zwijgen en spreken
waarvan onze hoofden en de media vol van zijn.
Als de christen opvalt door zijn waarheidsgetrouwe manier van spreken,
dan zal dat spreken eerst zwijgen zijn.
We moeten leren zwijgen over anderen.
Het is de beste wijze om de waarheid te dienen.

priester Dirk