Homilie voor de 20ste zondag door het jaar B 18 augustus 2024

Homilie voor de 20ste zondag door het jaar B 18 augustus 2024


Het mithraïsme, ook wel de Mithrascultus genoemd, was een mysteriecultus rond de
god Mithras, die van de late eerste eeuw tot de late vierde eeuw beoefend werd in grote delen van het Romeinse Rijk. De ‘liturgie’ van deze cultus vertoonde veel gelijkenissen met de
eucharistie in die zin, dat de geïnitieerden het vlees van een offerstier aten en zijn bloed dronken om kracht en vruchtbaarheid te verwerven

Jezus stelt zichzelf voor als brood dat moet gegeten worden
en ook als vlees dat moet gegeten en bloed dat moet gedronken worden. Voor ons, die vertrouwd zijn met de instellingswoorden van de eucharistie, klinkt dat alles niet zo vreemd, maar voor Jezus’ Joodse geloofsgenoten was dit wellicht zeer ergerlijke taal.


Het ritueel eten van vlees van offerdieren en drinken van hun bloed
was een wijd verspreid gebruik bij Griekse en Romeinse offermaaltijden. Men geloofde dat men erdoor goddelijke kracht ontving.

Maar dit was voor Joodse gelovigen uitdrukkelijk verboden.
Wel wordt in het Oude Testament over goddelijke wijsheid en goddelijke voorschriften gesproken als voedsel, voedsel dat sterkt, kracht geeft en de mens vreugde bezorgt. Zo lezen we bij de profeet Ezechiël:
3, 1Hij zei tot mij: 'Mensenkind, eet wat u voorgehouden wordt, eet deze boekrol op en richt dan het woord tot het volk van Israël.' 2 Toen opende ik mijn mond en Hij gaf me die boekrol te eten.
3 Hij zei tot mij: 'Mensenkind, laat uw lichaam deze boekrol, die Ik u geef, opnemen en verzadig u ermee.
Ik at dus de boekrol op: ze smaakte me zo zoet als honing.
Er was al gemor en ergernis omdat Jezus zei
dat Hij het brood des levens is dat uit de hemel is neergedaald, omdat Hij dus zei dat Hij Gods leven brengende wijsheid en wet is. Men wou dat niet aannemen omdat Hij één van hen was.
Hetzelfde lezen we in het evangelie van Matteüs:
Mt 13, 54 Hij begaf zich naar zijn vaderstad
en onderwees hen in hun synagoge, zodat ze verbaasd zeiden:
“Waar heeft Hij die wijsheid vandaan en de macht om wonderen te doen?
55 Is Hij niet de zoon van de timmerman?
Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef, Simon en Judas? 56 Wonen zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft Hij dat alles vandaan?” 57 En zij namen er aanstoot aan.
Maar Jezus sprak tot hen:
“Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen kring.”
Nu zegt Jezus nog nadrukkelijker dat Hij, een mens van vlees en bloed, wel degelijk Gods leven brengende wijsheid en wet is.
En Hij zegt erbij dat men Hem moet eten en drinken. Dat is heel duidelijk beeldtaal!
Maar die wordt niet begrepen of men wilt die niet begrijpen:
Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?
Het eten van iets is één worden met wat je eet,
de voedingsstoffen die in het voedsel aanwezig zijn in je laten komen, zodat ze hun leven gevende of genezende kracht kunnen doen gelden. Het kauwen en herkauwen en het verteringsproces zorgt daarvoor.
Het ‘eten’ van Jezus betekent een totaal één worden met Hem,
ons zijn persoon, zijn wijsheid, zijn opdrachten, zijn ingesteldheid,
zijn gezindheid, zijn Geest eigen maken en daardoor als Jezus worden. Dit is geen kwestie van ‘vlees’ maar een kwestie van de Geest.
De in Jezus aanwezige leven gevende voedingsstof is de leven gevende Geest,
de Geest die ons werkelijk (eeuwig) doet leven.
Dat Jezus ons die Geest schenkt is de eigenlijke boodschap van de Broodrede. Wat het eten en drinken van Jezus dan betekent wordt vrij duidelijk:
het is in Hem geloven, doen wat Hij van ons vraagt, Hem navolgen
in een leven van gebed en van het goede doen onder de mensen.
Ons bidden, vooral het zogenaamde contemplatieve bidden en onze deelname aan de eucharistieviering
drukken onze bereidheid daartoe uit en voeden en inspireren die bereidheid,

de ingesteldheid en gezindheid van Jezus, maken er ons bewust van.

https://www.youtube.com/watch?v=B0i7QfZJrx8

O spiritus angelici, Quis vestrum me restaurat Cum liquore divine, Cum manne coeleste? Sum anima afilicta In poena relicta. Potest solum mea tormenta Coeli cibus mitigare. Si me alit sum contenta, Nescio plus desiderare... O fons, sed amoris, O esca secrete, O stilla beata Divini ardoris. Te frui suspiro, Gustare te spero, Sperando respire, Nec maesta despero. Alleluia.

O angelic spirits, Which of you will refresh me With divine liquor, With celestial manna? For I am an afflicted soul, Abandoned to woes. Only celestial food Can soothe my torments. If it nourishes me, I will be contented And will desire nothing more... O fount of love, O sanctified food, O blessed drop Of divine love. I long to enjoy you, I hope to taste you; In hoping, I am revived, No longer distressed and despairing. Alleluia.