Homilie voor de 24ste zondag door het jaar C 11 september 2022



THEMAVIERING VOOR DE START
VAN HET NIEUWE PASTORALE WERKJAAR
GRONDTOON: DE VREUGDE VAN HET EVANGELIE…OP UW WOORD



In de grondtoon van dit werkjaar van de parochiepastoraal van ons bisdom
lezen we wat Petrus tot Jezus zegt, als Jezus hem vraagt na een nacht van mislukking
de netten voor de vangst opnieuw uit te gooien: ‘op uw woord’.
Dus zoiets als: ‘Ik zal het doen omdat Gij het zegt, het vraagt, het opdraagt.’

Dit verhaal uit het Lucasevangelie wordt gewoonlijk het verhaal van de wonderbare visvangst genoemd.
Het is wel degelijk het roepingsverhaal van Petrus, Jakobus en Johannes, de drie leerlingen die Jezus zullen vergezellen op de berg Tabor
en in de tuin van Getsemane.
In dat roepingsverhaal staat Petrus centraal, als de eerste, als een rolmodel.
Lucas laat het eigenlijke zgn. roepingswoord ‘Volg Mij’ weg,
maar vermeldt wel, zoals Marcus in zijn roepingsverhaal,
wat Petrus in zijn nieuwe bestaan te doen staat: ‘mensen vangen’.
Dat ‘mensen vangen’ staat voor mensen roepen en bijeenbrengen in het nieuwe Godsvolk, mensen oproepen tot bekering en geloof, tot een nieuwe wijze van leven,
een wijze getekend door liefde, vrede, vreugde en rechtvaardigheid.
Het staat ook voor het vormen van een gemeenschap waarin dat nieuwe leven geleefd wordt.


Dat die opdracht met verbluffend resultaat zal uitgevoerd worden wordt aangetoond door de massa vissen die Petrus in zijn netten krijgt. Er staat trouwens ook een massa volk aan wal.
Het is de moeite waard op te merken dat ze daar niet zijn
voor genezingen, voor weldaden, maar wel om Gods woord te horen. Voor dat en voor niets anders.
De eerste opdracht van de Kerk blijft:
Gods woord laten horen en wel zoals Christus het ons aanbood. Iemand schreef ooit:
Het woord van de kerk aan de wereld kan geen ander zijn
dan het Woord van God aan de wereld: dat betekent: Jezus Christus…

Wat maakt er van Petrus een geschikte kandidaat voor de job?
Vooraleer Petrus Jezus volgt doet hij drie dingen
waaruit voor Jezus duidelijk wordt dat Petrus diegene is die Hij zoekt.
Petrus laat Jezus in zijn boot stappen en steekt op vraag van Jezus een eindje van wal. Hij bewijst Jezus een dienst uit genegenheid en dankbaarheid.
Jezus heeft immers iets daarvoor zijn schoonmoeder genezen.
Petrus heeft wel wat sympathie voor die predikende timmerman uit Nazaret. Vervolgens doet hij een tweede maal wat Jezus hem vraagt.
Dat klinkt nu eerder als een opdracht:
'Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.'
Petrus doet dit tegen beter weten in, tegen de ervaring en kennis van een visser in, want overdag en in het diepe is er geen vis te vinden.
Hier komt geen dankbaarheid of genegenheid aan bod.
Hier is al sprake van gehoorzaamheid die gevolg is van vertrouwen, van geloof. En tenslotte knielt Petrus voor Jezus.
Het is een daad van vernedering en aanbidding.
En Hij spreekt Jezus aan als een goddelijk iemand: ‘Heer’.
Zijn belijdenis ‘ik ben een zondig mens’ lijkt op deze van Jesaja in de tempel aan wie de heerlijkheid van God verschijnt:
Jesaja 6, 5 Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen.
Waarom die belijdenis?

Niet uit dankbaarheid of genegenheid, niet uit vertrouwen, maar omdat een mens die geconfronteerd wordt
met overvloedige goedheid ondanks een mislukt eigen goed zijn, niets anders kan dan zijn eigen onmacht en zwakheid beseffen. Jezus ontmoet in Petrus dankbaarheid en genegenheid,
vertrouwen en geloof, maar ook het besef van zwakheid en zondigheid, en de openheid om dat te bekennen.
Vooral ook dat laatste is van belang.
In eigen ogen is Petrus niet klaar voor de job. Hij stelt zich niet aan als de volmaakte.
Dat maakt van hem de geschikte kandidaat.

Wat leren we hier voor onze pastoraal?
Wat leren we hier voor ons omgaan met elkaar, voor ons kerk zijn en kerk vormen?
Vooreerst dus dat we steeds klaar moeten zijn om anderen een dienst te bewijzen, dat we iedere dag de weg van de ‘kleine goedheid’ kunnen bewandelen,
uit genegenheid voor onze medemens, uit dankbaarheid soms.
Maar onze goede daden hoeven niet altijd
een wederdienst uit dankbaarheid tegenover medemensen te zijn. Maar misschien wel uit dankbaarheid tegenover Gods goedheid die we als een verlangen of als een gebod in ons aanwezig weten.
We verlangen ten diepste goed te zijn, we weten dat we dat moeten zijn. Dan wordt onze goedheid en dienstbaarheid onvoorwaardelijk.
Die dienstbaarheid is onze voornaamste vorm van getuigenis,
datgene waaraan mensen zien dat tot een nieuw leven zijn opgestaan.
Vervolgens is het vanzelfsprekend dat we
in ons gemeenschap vormen en in ons kerk vormen,
maar ook in ons verkondigend en verder getuigend aanwezig zijn, tegen beter weten in moeten durven verder gaan,
en vooral tegen beter eigen weten moeten durven handelen.
We zouden misschien eens een einde moeten maken aan verzuchtingen als
‘we doen dat hier gewoonlijk zo’, ‘we deden het altijd zo’ of ‘we willen dat het zo blijft’.
Achter die verzuchtingen schuilen menselijke overwegingen waardoor we moeilijk nieuwe wegen durven gaan
en uit onze comfortzone stappen.
Jezus navolgen betekent trouwens altijd uit je comfortzone stappen. Petrus kon niet bij zijn boten blijven. Matteüs niet aan zijn tolhuis.
Verder hebben we nood aan wat we een contemplatieve ingesteldheid noemen. Daarmee bedoelen we, dat we ernstig werk dienen te maken van gebed,
het gebed waarmee we ons hart en onze geest openen voor de aanwezigheid van God in ons leven,
die zoals Jezus onuitgenodigd in Petrus boot stapte,
ook zonder onze wil in ons leven, in ons steeds aanwezig is.
Vrij zijn we wel om aan die aanwezigheid aandacht te schenken of niet. Leven met het bewustzijn van Gods aanwezigheid in ons

maakt ons bewust van ons bemind zijn, ondanks onze zondigheid. Dan hoeven we ons, noch als persoon, noch als kerkgemeenschap, niet meer als beminnenswaardig aan te stellen,
dan hebben we er geen nood meer aan ons te bewijzen,
dan kunnen we ook aanvaarden en belijden dat we zwak zijn.
En bovendien kunnen we ook de zwakheid van anderen aanvaarden.
Er is veel kritiek op de kerk die een vorm van farizeïsche hoogmoed in zich draagt. Tenslotte nemen wij Christus niet mee in onze boot.
Hij neemt ons mee in de zijne
en vraagt ons te doen wat Hij ons opdraagt, ook al lijkt ons dat moeilijk.

https://www.youtube.com/watch?v=8URQ0ZElT0Q&ab_channel=EtaCarinae2010

De edele Petrus had zijn geliefde Heer gezworen tussen duizend lansen en duizend zwaarden
te zullen sterven aan Zijn zijde.
Toen hij gewaar werd, dat het hem, overweldigd door lafheid, in Zijn grote nood echter ontbroken had aan trouw,
voelde hij verdriet, schaamte en medelijden,
- om zijn eigen misstap en het martelaarschap van de Ander-, zijn borst doorboord met duizend steken.