Homilie voor het hoogfeest van de Openbaring van de Heer

Homilie voor het hoogfeest van de Openbaring van de Heer

God heeft zich laten zien, laten kennen, laten horen,
heeft zich geopenbaard in een mens, in Jezus van Nazaret.
Aan zijn leerling Filippus, die Hem vroeg: Toon ons de Vader,
antwoordde Jezus: Wie Mij ziet, ziet de Vader.
Wie zien we als we naar Jezus kijken?
Het door Jezus getoonde beeld van God beantwoordt helemaal niet
aan wat mensen ‘van nature’ over God denken, van God verwachten.
Wie over God blijft denken met pre-christelijke en antieke Godsbeelden
kan de uitspraak van Jezus Wie Mij ziet, ziet de Vader niet snappen.
Daarom zegt Paulus dat het verkondigen van de gekruisigde Christus
voor de wereld een dwaasheid is.


Een onmachtige, vernederde en gekruisigde God…
was voor de Joden van Jezus’ tijd een ergernis,
een onmogelijkheid voor Grieken en Romeinen van zijn tijd.
Wie mij ziet, ziet de Vader.
Wie zien wij?
Een kind even kwetsbaar en broos en behoeftig als ieder mensenkind,
afhankelijk van de liefde en de zorg van anderen.
Een kind wiens leven bedreigd is
en wiens ouders als enig verweer vluchten kennen.
En als we dan verder kijken naar het hele Jezus-gebeuren
zien we eerst een mens die zich laat dopen, de die weg van de bekering gaat,
de weg van neen zeggen aan het angstige en zelfzuchtige ego,
maar wel op zo’n radicale wijze dat het menselijk niet mogelijk lijkt.
Een mens die zegt wie God is, die God openbaart met woorden
eerder dan met succesvolle en opzienbarende daden.
Het zijn woorden die niet beluisterd kunnen worden, zich niet opdringen.
Het zijn broze woorden, totaal verkeerd te begrijpen ook,
vatbaar om verkeerd geduid te worden en misbruikt.
We zien een man die zich kwetsbaar opstelt
en zijn ware identiteit lange tijd verborgen houdt.
Niet uit angst, want als Hij eenmaal het woord neemt,
dan zegt Hij wat Hij te zeggen heeft, ook al kost het zijn leven.
We zien een slaaf die de voeten wast.
We zien een leraar, die als teken ter herinnering
en als teken van blijvende aanwezigheid
een onbeduidend stuk brood neemt en een beker wijn.
We zien een mens die zich niet verzet tegen het kwaad hem aangedaan,
die geen geweld ter verdediging van zichzelf toelaat,
die zich laat slaan, die uitgekleed wordt
en op een kruis gebonden en genageld wordt.
Dat is onze God, die ons oproept om beeld en gelijkenis van Hem te zijn,
die ons oproept tot navolging, opdat ook wij Hem kunnen openbaren,
God, die nederigheid en liefde is,
is een God die niet interessant is voor een wereld gericht op nut en vermaak;
een God die zelf in niets de aandacht trekt
en voor wie aandacht moet aangeleerd worden,
op wiens aanwezigheid moet gewezen worden;
een God die onzichtbaar is, zich onzichtbaar en verborgen houdt,
omdat Hij intiem is met de mens, in de mens zelf verborgen is
en nog als schaduw van de mens
noch als iets buiten de mens kan bekeken worden.
Willen we God in zijn nederigheid openbaren
dan dienen we ook zelf Gods nederigheid te omhelzen.
Niet door nederig te willen zijn of door nederig te doen.
Eerder door vernedering te aanvaarden.
Maar ook door zonder angst voor geroddel, tegenspraak
of de meningen van “men” te zeggen en te doen wat gedaan moet worden,
vrij en moedig, niet vanuit de vrijheid van het angstige en zelfzuchtige ik,
maar vanuit de vrijheid van de liefde, vanuit gehoorzaamheid aan God.
Door op te houden erkenning en bevestiging na te streven.
Niet door toe te geven aan de bekoring in de kerk succesvol te willen zijn
of het wondermiddel uit te vinden om van de kerk weer iets groots te maken.
Door het woord van God Gods woord te laten zijn, ook als het weerbarstig is.
Niet door het milderend te hertalen tot banale alledaagse taal.
Door het onbeduidende van de liturgie onbeduidend te laten zijn.
Niet door er een kijk- of luisterevenement van te maken.
Door leegte en stilte hun plaats te geven.
Niet door deze op te vullen met onbenulligheden.
Door dienstbaar te zijn, maar niet door dienstbaarheid als prestatie te beleven
of er een warm succesrijk evenement van te maken.
Door het engagement vol te houden
als het geen al te grote voldoening schenkt.
Door zo te leven dat de mensen zich afvragen wat het geheim is
achter onze goedheid, vrijheid, moed, dienstbaarheid, verzet en inzet.
Door bij momenten te aanvaarden dat er zijn
belangrijker is dan iets doen, ook al lijkt het zo goed en dienstbaar.
Door zelf licht te zijn, openbarend licht, zoals Jezus het voorhoudt:
Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen,
opdat zij uw goede werken zien en uw Vader die in de hemel is verheerlijken.
priester Dirk