Homilie voor het feest van het Heilig Hart van Jezus

GEEN VERLOSSING ZONDER LICHAAM

  12 juni 2015

 

In de Heilige Schrift worden bijna alle gemoedstoestanden met lichaamstaal weergegeven. Het lichaam is pertinent aanwezig in het grote epos van schepping en verlossing. Zo wordt ‘woede’ in het Hebreeuws met ‘kortheid van adem’ vertaald. En over ‘geduld’ spreekt de bijbel als over ‘vergrote neusgaten’. Ook lever, nieren en ingewand, de tong, het voorhoofd en de ogen, de handen en voeten, geven in bijbels spraakgebruik aanleiding om psychische toestanden fysiek uit te drukken. Geen orgaan kreeg echter zoveel registers mee om menselijke gezindheden uit te drukken als het hart. Er is sprake van een wijs of een verstokt hart; van een gewillig, eenvoudig, oprecht en gehoorzaam hart. Maar ook van een onbesneden, een verhard, verhit of bedroefd hart. Wie ontrouw is ‘wendt zijn hart af’. Van wie bang is ‘beeft het hart’. Van wie doodgaat ‘besterft het hart hem’. Wie zich bekeert krijgt ‘een nieuw en ander hart’. Wie nederig en rouwmoedig is, verschijnt voor de Heer met ‘een vermorzeld hart’ en wie naar God luistert ‘neigt zijn hart’. God legt Mozes ‘de woorden in het hart’ wanneer Hij zijn boodschap meedeelt. En Hij wil door zijn schepsel bemind worden met ‘heel diens hart’.

Het merkwaardige nu is, dat in de H. Schrift dat menselijk hart met zijn vele gemoedsnuances eveneens aan God wordt toegeschreven. ‘David is een herder naar Gods hart’. ‘De Heer be-hart-igt het recht van gebogenen en armen’. Gods hart gaat tekeer over Moab als de treurfluit. ‘Zijn hart slaat om en heel zijn binnenste wordt week’ wanneer Hij aan Israël denkt, zijn zoon die Hij uit Egypte heeft geroepen’. Hij toch is de barmhartige! Barmhartigheid is geen kwaliteit van God: het is zijn identiteit.

Deze goddelijke barmhartigheid heeft zich op extreme en definitieve wijze getoond in de Menswording van Gods Zoon, in Jezus Christus. In Hem is God ‘een hart geworden voor deze wereld’, voor alle mensen. En iedereen wordt door Jezus uitgenodigd van Hem te leren, zachtmoedig en nederig van hart te worden. God is al nederig, de mens moet het nog leren. De heiligen hebben de breedte en lengte, de hoogte en diepte van dat nederig en zachtmoedig hart van Christus gepeild en ze hebben het in de wereld gestalte gegeven. Denken we maar aan heiligen van onze tijd, als pater Damiaan of de zalige Marie-Joseph Cassant die beiden geleefd hebben in en vanuit het Heilig Hart van Jezus.

 Jezus’ dood aan het kruis was een sterven uit liefde. Zijn hart was gebroken door het intense verdriet om het hardnekkig ongeloof van de kinderen van Israël, het afhaken van zijn leerlingen, het verraad van Judas, de verloochening van Petrus, de Godverlatenheid. Geen van zijn beenderen werd verbroken, zegt de Schrift, maar zijn hart was wel degelijk gebroken. Jezus’ Heilig Hart is essentieel een gekneusd en doorstoken hart. Maar zoals een dichter zei, dienen harten om gebroken te worden, anders missen ze hun bestemming (Oscar Wilde, De Profundis. Vertaling Gerrit Komrij p. 92).

 Maar op de derde dag verrees Christus uit de dood, zoals psalm 34 het voorspelde: ‘De Heer helpt de Gebrokene van hart’. Hoe moeten wij ons dat voorstellen? Zijn materiële lichaam bleef niet op aarde achter maar werd opgewekt en omgevormd naar iets dat een herkenbaar vervolg was op zijn aardse leven, maar toch volledig anders. Ons credo vraagt ons niet te geloven in de onsterfelijkheid van de ziel of in een vaag leven na de dood. In de Apostolische geloofsbelijdenis staat dat we geloven in de verrijzenis van het lichaam, letterlijk de opstanding van het vlees. Een taai leerstuk voor mensen als wij, die leven in een materialistische cultuur maar zonder respect voor het lichaam. Velen van ons zien het lichaam als een omhulsel voor een identiteit die vooral uit wil en verstand bestaat. Lichamen verbranden we en strooien we uit, terwijl christenen eeuwenlang de beenderen van de heiligen als relieken gekoesterd en vereerd hebben.

 Maar ons credo verzekert ons, dat als God ‘door de dood heen’ aan ons vasthoudt, Hij dan ieder aspect van ons vasthoudt, en niet alleen een speciaal onsterfelijk onderdeeltje. God heeft ons in deze materiële wereld opgezocht in een stoffelijk lichaam, dat van Jezus, geboren uit de Maagd. En Hij communiceert met ons op een manier die het lichaam en het lichamelijke volkomen recht doet, zoals we in de H. Schrift constateerden. De bijbel spreekt bijna niet over een leven na de dood, maar over ‘de nieuwe hemel en de nieuwe aarde’. Dit leven met God moet alleszins een leven te zijn dat iets gemeenschappelijk heeft met de wereld waarin we nu wonen. Want voor onze heiligheid zijn onze relaties met andere mensen en met de materiële werkelijkheid van doorslaggevend belang, niet iets dat erbij komt, geen extraatje. Wat het leven met God in die andere dimensie ook moge zijn, het zal niet abstracter of geïsoleerder zijn dan wat we nu kennen.

 En daarom straalt Jezus, die leeft bij de Vader, ons toe met zijn gebroken, doorstoken hart in zijn verheerlijkt lichaam, zoals ook zijn handen, voeten en zijde doorboord waren toen Hij na Pasen verscheen aan Thomas en aan de leerlingen.

 Het Heilig Hart van Jezus is dus niet louter een symbool van Gods barmhartigheid en van zijn liefde voor alle mensen, het wijst ook naar de transfiguratie van zijn fysiek lichaam. Want het lichaam is pertinent aanwezig in het grote epos van schepping en verlossing, omdat onze Verlosser niet zonder lichaam zijn verlossingswerk volbracht heeft en wij als persoon, dit is met geest, ziel én lichaam, een toekomst hebben bij God. Eren wij dan God met ons lichaam.

 

Br. Guerric Aerden ocso                                                                                                            abdij Westmalle