Homilie Achtentwintigste zondag C 2025

Foto 2 klein br. Guerric met St Bernardus

Achtentwintigste zondag C 2Kon 5,14-17    2Tim 2,8-13 Lc 17,11-19

Dankbaarheid is een mooie deugd, maar ondankbaarheid een lelijke ondeugd. We kennen en herkennen ze allebei: de dankbaren en de ondankbaren. Behoren we zelf tot de dankbaren?

Heer, ontferm U over ons! Heer, ontferm U over ons! Dat is ongeveer alles wat er op te maken valt uit het geroep van een troep miserie, nogal op enige afstand van waar Jezus voorbijgaat. Een troep miserie is het inderdaad, in de ogen van elke vrome jood. Melaatsen! Dat wil zeggen: zonde, duisternis, vervloekt door God, wanhoop en dood. Jezus zelf is op weg naar Jeruzalem. Zijn Jeruzalem, de plaats van de vervulling van alle beloften van De Heer! De stad van vrede, de stad waar de profeten worden gestenigd, de stad waar de Messias de troon van het kruis zal bestijgen op allen tot zich te trekken en te redden. Maar de grenzen die Jezus onderweg tegenkomt, worden alsmaar breder en ruimer. Eerst was er ‘eigen volk eerst’, nu is het ook Samaria en Galilea, en het feit dat wij hier allen bijeen zitten getuigt van het inzicht dat Jezus’ liefde mettertijd een liefde geworden is zonder grenzen.


Intussen staat die groep daar te schreeuwen: Heer, ontferm U over ons! Normaal spreken kunnen ze niet en mogen ze niet. Zij behoren immers niet meer tot de gemeenschap. En zou de gemeenschap met hen spreken dan is die gemeenschap niet meer rein. Hun geschreeuw is in feite een onmachtig protest om anderen duidelijk te maken dat zij spijts alles toch nog tot het land van de levenden behoren. Met hun ontstoken ogen en oren zien zij scherper en horen zij duidelijker dan die reine en zuivere gemeenschap. Vanuit hun volslagen leegte en verlatenheid herkennen zij met gelovige trefzekerheid Wie hen nadert. Zij, de officieel doodverklaarden, komen in een leven-gevend contact met Jezus, de profeet van het leven, het licht dat in de wereld kwam, de weg, de waarheid en het leven.

En Jezus ziet hen. Jezus doet zoals zijn Vader altijd al gedaan heeft: neerzien op zijn volk. De Heer is altijd bezig met zijn volk. De Heer ziet altijd hoe zijn volk trouw is en ontrouw, afgoden verwerpt en afgoden aanbidt, opstaat en valt, valt en opstaat. De Heer, de God van het Verbond ziet altijd wat zijn volk doet. En

Jezus doet gelijk zijn Vader: Hij ziet. Hij ziet met een barmhartigheid waarvan wij geen benul hebben. Hij ziet met de ogen van zijn Vader. Hij ziet hoe zijn volk zichzelf rein verklaart en de onreinen uitstoot. Hij ziet hoe zijn volk niet kijkt met de ogen van zijn Vader maar met de blik van zelfgenoegzaamheid. En Hij doorbreekt die zienswijze. Hij kijkt naar de melaatsen die door Jezus’ aanwezigheid herschapen worden. Juist zoals bij de schepping God naar zijn schepping kijkt en er telkens nieuwe mogelijkheden ontstaan. Hij kijkt en de tien worden herschapen, zij behoren weer tot het land der levenden, zij vervolgen hun weg, nu niet meer ten dode, maar ten leven.

En Jezus hoopt dat Hij ook zo zijn eigen volk zal kunnen herscheppen, zodat zij niet meer leven vanuit hun zelfgenoegzaamheid, maar vanuit de verblijdende barmhartigheid van Zijn Vader. Elke ontmoeting met Jezus is een uitnodiging om zo te gaan leven. Elke ontmoeting met Jezus betekent genezing en bevrijding en meteen ook uitnodiging om in grotere dankbaarheid te leven. Want dat alles is pure “gave”, en een geschenk wordt maar ten volle geschenk als het gehonoreerd wordt door dankbaarheid. Daarom voegt Lucas aan zijn verhaal nog een pikant detail toe dat eigenlijk geen detail is. De vraag is zelfs of het in het verhaal niet juist daarom te doen is! Daar gaan nu die tien nieuwe scheppingen de weg op ten leven, een vreemde, nieuwe situatie. Een van de tien voelt dit aan. En hij is geen Israëliet. Een van de tien is Samaritaan. De negen Israëlieten gaan genezen weg. De Samaritaan keert naar Jezus terug en looft en dankt God. Eén van de tien. Het is niet veel.
Jezus moet het als pijnlijk hebben aangevoeld, niet voor zichzelf, maar voor Zijn Vader. En Lucas moet die pijn intens hebben meegevoeld, anders zou hij dit verhaal nooit zo hebben geschreven. De bedoeling van Lucas is duidelijk en blijft voor ons allen een dringende oproep: gedenk dankbaar wat God aan je deed en elke dag doet, looft en dankt Hem om het leven, het licht, je lichaam, je schone ziel en alle anderen om je heen. Loof Hem om zijn wondere schepping en zijn nog miraculeuzer herschepping en verlossing in Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Br. Guerric    Abdij van Prébenoît