Homillie Vijfde zondag Vdt A 2023

 

Vijfde zondag Vdt A    Ez 37,12-14  Rom 8,8-11  Joh 11,1-45

Sta op en schitter! Mag ik deze uitroep, ontleend aan een schrijfster van eigen bodem, Jezus vandaag in de mond leggen? Sta op en schit- ter, Lazarus, want jouw grote vriend komt naar je toe. Sta op en schit- ter, o mens, want jouw God komt naar je toe om je te wekken. Het Le- ven komt naar de dood, het Licht naar de duisternis van het graf. Geen graf immers geeft Gij uw vrome voor ogen, Gij geeft mij niet prijs aan de dood. (Ps 16,10).

De collectieve geschiedenis van de moderne mens duurt al zo’n
300.000 jaar. Onze persoonlijke geschiedenis duurt 30, 60 of 90 jaar. Wij christenen geloven dat God zich in een woord overlevert aan onze collectieve én persoonlijke geschiedenis. Hij spreekt en het is. Hij spreekt een woord in een voor ons verstaanbare taal. We horen nog niet alles maar wat we horen is iets waars: “Ik ben die is (Ex. 3,14), Ik ben er voor jou, mensenkind, want Ik heb je lief”. We zien nog niet al- les, maar wát we zien is waar: het Woord dat mens wordt in Jezus Christus. “We hebben het met eigen ogen gezien, we hebben het aan- schouwd en onze handen hebben het aangeraakt, daarover spreken wij, over het Woord dat leven is” (1 Joh 1,1). We horen en zien iets van God dat absoluut waar is, maar de diepte en de afloop van het verhaal zijn ons nog niet bekend. Alleen in menselijke vertellingen, in tekenen en symbolen wordt ons iets van het einde van alle dingen toegelicht. De opwekking van Lazarus is zo’n teken-verhaal.


Vier dagen al en nog steeds is die grote Genezer niet gekomen. De dood heeft zijn werk al gedaan. De stank van zijn ontbinding houdt allen die voordien in liefde en vriendschap met Lazarus verenigd waren op af- stand. Waarom heb je zolang gewacht, Jezus? Waarom ben je niet eer- der gekomen om met een gemakkelijk handgebaar je vriend Lazarus te genezen? Dan had je hem gered van de dood, dan waren al dat ver- driet, al die smart, al die tranen niet nodig geweest. De opmerking van Marta is menselijk en normaal: ‘Heer, als Gij hier waart geweest, dan
zou…’. Wat geldt voor de fysieke dood van Lazarus, geldt evenzeer voor al die andere ziekten van ziel en geest die onze levens stukje bij beetje vernietigen, ontbinden en doen stinken. Waarom laat God al die on- trouw toe, al die leugens, al die corruptie, die heel onze mensenge- schiedenis in tragiek dompelt, en ons verandert in een witgekalkt graf dat er van buiten wel mooi uitzien maar van binnen vol rottigheid zit? Waarom grijpt God niet in? Waarom treuzelt Hij zolang? Zoals er van de kant van de mens een onbegrijpelijk mysterie is van verharding van het hart, zo is er van Gods kant een even onbegrijpelijk mysterie van wachten en geduld. God lijkt altijd en overal te laat te komen. Kon Je- zus niet op tijd komen? Kon hij zelfs die dood van Lazarus niet voor-

kómen? Dan was heel deze evangeliepassage niet nodig geweest. Jezus had onze verwrongen en verdraaide wereld toch kunnen repareren en een nieuwe wereld scheppen waar alles perfect verloopt!

Maar is er in een perfecte wereld nog plaats voor menselijke vrijheid? En is er zonder die menselijke vrijheid nog sprake van liefde, een liefde die ons hart geneest en optilt? Daarom is dit verhaal van de opwekking van Lazarus niet zomaar de reportage van een spectaculair wonder maar een sleuteltekst tot het verstaan van de nacht van de wereld met al zijn doden en drama’s die onze menselijke existentie tekenen. De evangelist Johannes wil ons namelijk laten zien dat Jezus niet geko- men is om in de kracht van Gods almacht alle dramatiek en iedere menselijke vrijheid uit de wereld te helpen. Hij is daarentegen gekomen om de almacht van Gods liefde aan te bieden in een oneindig respect voor onze menselijke vrijheid en gebrokenheid. De tranen van Jezus zijn geen tranen van onmacht maar van liefde. God zelf weent over zijn gebroken schepping. God weent tot de korsten van ons hart zacht zijn geworden.

In Jezus treedt God de dood en de gebrokenheid van onze mensenge- schiedenis tegemoet. Want Hij is dat Woord van God dat absoluut waar is: “Ik ben die is, en Ik ben er voor jou want Ik heb je lief!” Maar de weg die Hij kiest is niet die van een Merlijn met zijn toverstokje. In sublieme vrijheid kiest Hij ervoor zelf de weg te gaan van verworpen- heid, van lijden en dood.

De opwekking van Lazarus is dan ook niet los te koppelen van Jezus’ eigen verrijzenis. Het is er zowat de generale repetitie van. De schrijver van het vierde evangelie gebruikt dan ook precies hetzelfde woord voor zowel Lazarus’ als Jezus’ opwekking: anistanai, opstaan, verrijzen. Ook het wegrollen van de steen, de zweetdoek en de windsels vormen het gemeenschappelijk decor van beide tekenen. Zowel Lazarus’ opstan- ding als die van Jezus beogen in laatste instantie het geloof, óns geloof: “Opdat je zou geloven”. “Als je gelooft, zul je de glorie van God zien”. Als je gelooft, zul je schitteren!

“Sta op en schitter!” roept Jezus ieder mens toe die neerligt in de duis- ternis en onmacht van zonde en dood. “Want Ik ben jouw opstanding, jouw waardigheid en jouw leven. Als je leeft in geloof aan Mij, zul je in eeuwigheid niet sterven.”

br. Guerric Aerden Abdij Prébenoît