Homilie Vijfentwintigste zondag C

Vijfentwintigste zondag C    Am. 8,4-7    1 Tim. 2,1-8    Lc. 16,1-13

Een rentmeester is iemand die andermans geld en goed beheert en daar valt weleens een slaatje uit te slaan. Waarom prijst Jezus die malafide rentmeester? Toch niet omdat die zijn baas bedroog nadat hij eerst diens bezit had verkwist? Jezus is toch geen promotor van financieel wanbeheer of pleitbezorger van oplichterij? Met zijn parabel wil Jezus ons al helemaal geen lesje leren in sociale rechtvaardigheid of handelsethiek. In die zin is de parallelle lezing uit Amos in de eerste lezing enigszins misleidend, want daar gaat het wél om fair trade en sociale rechtvaardigheid: een arm mens kopen voor een paar schoenen en de afval van het graan duur verkopen (Am. 8,6).

Nee, waar het Jezus met zijn parabel werkelijk om gaat is ons de logica bij te brengen van het Rijk Gods, het Rijk der liefde, een eigensoortige logica die extreem verschilt van de logica van deze wereld. En om de eigen logica van dat Rijk toe te lichten, gebruikt Jezus beelden en gedragingen die ons bekend zijn. Door situaties te beschrijven die we gemakkelijk naar onze tijd en leefwereld kunnen vertalen, helpt Jezus ons de originaliteit van dat komende Rijk Gods te verstaan en tegelijk de mechanismen te doorgronden die onze wereld regeren.



Simpel gezegd zijn er twee realiteiten. We kennen enerzijds de wereld van handel en economie met zijn meedogenloze logica van geven en nemen. Deze logica werkt met strikt mathematische berekeningen waarbij alles wordt opgevat als wisselgeld: zaken, activiteiten, diensten, personen en menselijke relaties. In deze pure logica van cijfers is er geen plaats voor vergissingen want die worden onmiddellijk gesanctioneerd. Alles heeft zijn prijs, alles kan gekocht en alles kan ook verkocht worden. Het spel bestaat erin de regels zo te hanteren dat men profijt weet te trekken uit de zwakheden van de anderen.

Aan de andere kant is er dan het menselijk hart dat onophoudelijk ontsnapt aan prognoses van cijfers en statistieken. Dat geleefde leven stelt soms teleur maar is tegelijk nooit helemaal voorspelbaar en dat maakt het precies zo aantrekkelijk. Menselijk gedrag neemt een loopje met de logica van cijfers.
Persoonlijke keuzes en menselijke relaties beantwoorden hoegenaamd niet aan de wetten van efficiëntie en rentabiliteit. Dat laat ons de andere kant zien van het menselijk bedrijf dat altijd avontuurlijk blijft.

En of we het nu willen of niet: die twee werelden, die van de cijfers en die van het hart, verstrengelen zich met elkaar in ieder mensenhart. De meest rigoureuze expert-boekhouder kan ook nog verliefd worden, en iedere bevlogen dichter of schilder zal zijn werk toch graag voor een goede prijs willen verkopen. Geen mensenleven ontsnapt aan deze dubbele logica.

Anders dan wij misschien denken, maakt Jezus geen keuze voor of tegen één van deze gezichtspunten. Zijn rentmeester mankeert het aan beroepsethiek maar blijkt toch zeer inventief in het trekken van profijt uit een ongunstige situatie. Jezus moedigt niemand aan de engel uit te hangen en nog minder

het beest. Maar door de waarden te onderstrepen van het menselijk aanpassingsvermogen, laat Hij ons verstaan dat het Rijk Gods werkelijk appel doet op alle capaciteiten waarover de mens beschikt. De strikte logica van geven en nemen en het angstvallig respecteren van de regels volstaan hier niet! Niemand kan het Rijk Gods immers ‘verdienen’.

Maar Jezus gaat nog verder. Materieel succes, competenties en talenten allerhande, geld en bezit: het zijn allemaal nuttige dingen maar het zijn en blijven slechts middelen. Zij dienen een doel dat ons ver overstijgt. Christen zijn betekent niet het minachten van talenten die wij ontvangen hebben of van middelen waarover wij beschikken, maar veeleer deze in dienst stellen van een doel dat verder reikt dan de horizon van deze wereld. Dit doel is het unum necessarium van het Evangelie, dat wil zeggen het enig noodzakelijke: leven met Christus, Christus liefhebben, alles doen door Hem en met Hem en in Hem, zoals de grote doxologie van de Mis luidt. Dat ene is ook wat de heilige Paulus in praktijk probeerde te brengen: “Leven is voor mij Christus!” (Fil 1,21) “Om zijnentwil heb ik alles verloren. Sterker nog, om Christus houd ik alles zelfs voor vuilnis, als het erom gaat Hem te winnen en één te zijn met Hem” (Fil 3,8-9) “Spant u tot het uiterste in om door de nauwe poort binnen te gaan” (Luc 13,24)!

Talenten en middelen die wij gekregen hebben, zijn er niet botweg om ons te verzekeren van een goede plaats onder de zon. Zij staan in dienst van een oneindig waardevollere en diepere realiteit. Daarom dringt zich aan ieder van ons ook een radicale keuze op. Want finaal gaan we gelijken op wat we het meest beminnen. Door het geld op zijn juiste plaats te laten, ontplooit Jezus voor onze ogen het ware perspectief van iedere menselijke existentie. In de verwarring en verdwazing waarmee geld en materieel bezit onze menselijke geest kan benevelen, brengt Hij helderheid. Heel de schepping staat in dienst van de mens, maar zelf kan de mens zijn ware geluk maar vinden in het overstijgen van zichzelf, in de dienst aan de Ene. Want niemand kan twee heren dienen en ieder van ons is geroepen ‘kind van het licht’ te worden.
Laten we ons dus ook inspannen, broeders en zusters, met alles waarover we beschikken om dat Rijk van licht en liefde binnen te gaan, nu reeds en op de dag die eeuwig duren zal.

br. Guerric Aerden ocso, abbaye de Prébenoît