Homilie Hemelvaart B Hand. 1,1-11

 

 

 

 Hemelvaart B   Hand. 1,1-11        Ef. 4,1-13        Mc. 16,15-20

Het mysterie van Christus’ Hemelvaart heeft alles te maken met loslaten en op een nieuwe manier vasthouden, met de ervaring van zowel afwezigheid als van een nieuwe aanwezigheid. De lichamelijke Jezus die de apostelen zo zichtbaar en tastbaar nabij was, en die hen zelfs na het verscheurende afscheid van dood en graf gedurende veertig dagen verscheen in een zichtbare en lijflijke gestalte, wordt hen met Hemelvaart definitief ontzegd. Ze moeten het voortaan stellen zonder zijn zintuigelijke gestalte, maar daarom niet zonder Hem. Want Jezus Christus blijft bij zijn leerlingen met zijn Geest. “Zie, Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld”, zegt Jezus bij Matteüs. En bij Marcus horen we dat de ten hemel opgenomen Heer met de leerlingen blijft meewerken en hun woorden kracht geeft door ze te onderstrepen met tekenen. De mens Jezus is definitief weg, maar de indruk die Hij naliet blijft. En deze sterke herinnering wordt voortaan gevoed en aangezwengeld door de Heilige Geest. Deze Heilige Geest betekent een nieuwe aanwezigheid, die de leerlingen letterlijk in beweging brengt en ze aanspoort te getuigen van Jezus Christus, de Verrezene.

We kennen allemaal dat gevoel van frustratie en verdriet wanneer ons iets dierbaars wordt afgenomen, en al helemaal als een dierbare mens ons ontvalt. Plots gaapt er een leegte, waarvan we denken dat niets ter wereld haar nog kan opvullen. We raken gedesoriënteerd en voelen ons verarmd en in de steek gelaten. We worden teruggeworpen op onszelf. Na de aanvankelijke rouw om het verlies, kan er echter een nieuw gevoel groeien als we het besef toelaten dat de verdwenen persoon naar iets beters is vertrokken, als we gaan inzien dat de dierbare vriend zijn geluk en bestemming heeft bereikt. Dan komen we los van de focus op ons eigen leed en worden we bewogen door solidariteit met het geluk van de ander.



Iets gelijkaardigs moeten ook de apostelen beleefd hebben en beleven ook wij die anno 2021 leerlingen zijn van Jezus. Ook vandaag nog beleeft de Kerk de zekerheid dat Jezus altijd in haar en voor haar actief aanwezig blijft, en dus ook voor ons die lid zijn van deze Kerk. Maar waar kunnen we die aanwezigheid van Jezus dan gewaar worden? Waar ontmoeten we Hem? In feite is Hij op vele manieren voor ons beschikbaar. Allereerst in zijn Woord, het Woord van de geïnspireerde Schriften, van de Bijbel. Dat geldt meer in het bijzonder als we in de Kerk naar Hem luisteren tijdens een viering. Want in de liturgie wordt het Woord, dat dood lijkt als het alleen maar gedrukt of online gezet is, opgewekt en weer levend. In de liturgie spreekt God werkelijk tot ons door de woorden die voorgelezen en verkondigd worden. “Wie oren heeft om te luisteren, laat hij luisteren.” (Mat.13,9) Welnu, bij ons doopsel hebben wij deze ‘oren om te luisteren’ ontvangen. Misschien hebben we er toen niet veel mee gedaan, en zijn we pas later echt gaan luisteren naar het Woord van God. Beter laat dan nooit. Het gaat ook niet om onze vleselijke oren waarmee we naar de nieuwsberichten luisteren. Maar het gaat om innerlijke oren, die het innerlijk stil kunnen maken, om naar het woord te luisteren als naar het Woord van God. Dan is Jezus, de Heilige, nabij en bedekken we ons gelaat.

Jezus is eveneens altijd aanwezig in elk van onze broeders en zusters. “Wie zijn broeder gezien heeft, heeft zijn Heer gezien”, zei Tertullianus, een van de vroegste Kerkvaders. Maar Jezus is vooral aanwezig in de meest nederige en in de meest beproefde mensen. Hij is aanwezig in de mens naast ons, die ons het meest nodig heeft. Dat noemt Jezus ‘de allerminste van de mijnen’. Al wat gij gedaan hebt voor één van deze geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan” (Mat. 25,40). We mogen gerust eens nadenken wie dan wel onze geringste broeder of zuster is, en wat we zoals voor hem of haar kunnen betekenen. Het kan om een kind gaan, om een zieke of gehandicapte, ja, zelfs om een vijand.  

Tenslotte is Jezus nog sterker aanwezig op het altaar van de Eucharistie. Hij is daar weliswaar aanwezig onder de gesluierde gedaanten van de gaven van brood en wijn, de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maar dankzij de woorden van de celebrant, die alleen maar de woorden van Jezus herhaalt tijdens het Laatste Avondmaal: “dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed” komt Hij aanwezig om zich opnieuw aan ons aan te bieden. Om zich door ons te laten eten en drinken, zodat wij ons met Hem kunnen verenigen en wij aldus diep in onszelf een nieuwe aanwezigheid van Jezus ervaren. “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.” (Joh. 6,54) Op deze manier kunnen wij telkens de tweevoudige inwoning van Jezus in ons vernieuwen: het wonen in zijn Woord en het wonen in zijn liefde. En wat die liefde betreft: we weten dat die de Heilige Geest zelf is, die de liefde en de eenheid is tussen de Vader en de Zoon. En bij zijn Hemelvaart belooft Jezus zijn leerlingen hen daarmee te vervullen. En al wie vervuld is van de Geest van liefde zal daar onweerstaanbaar van getuigen. Amen.

Br. Guerric ocso