Homilie Heilige Familie B jaar 2018

  

 

 

 

 

Gen. 15,1-6; 21,1-3        Hebr. 11,8…19    Luc 2,22-40

Op het feest van de heilige Familie, broeders en zusters, staan we stil bij het gezin van Nazareth en bij de joodse context waarin Jezus opgroeide. Het evangelie van de Opdracht in de tempel illustreert hoe de kleine Jezus door een warm en oriënterend netwerk omringd werd, het netwerk van een gelovige Joodse cultuur. Zoals elke kind, kon ook Jezus alleen maar groeien in gelovig vertrouwen, binnen een veilig en wijs verband, waar hoofd, hart, handen en voeten bij betrokken zijn.



Als we het evangelie nu eens beluisteren vanuit deze vier ‘hoofd, hart, handen en voeten’, krijgen we een verrassend verhaal. Beginnen we met de nederige voeten. De voeten van Maria en Jozef brengen het Kind naar Jeruzalem dat zo’n 150 km ten zuiden ligt van Nazareth. In het beste geval ging dat met een ezel waar dan Maria met het Kind op zaten, of waar hun bagage opgepakt lag, maar alleszins voor Jozef was het een pittige voettocht van meerdere dagen. Vandaag zou dat gezin maar liefst 15 militaire checkpoints moeten passeren, maar als joden zouden ze daar vlot doorheen komen, in tegenstelling tot een Palestijns gezin. Toch was het ook voor hen toen een hele onderneming, en ze moesten ook nog terug. We staan er weinig bij stil, maar hoeveel betekenis hebben de voeten van ouders voor hun kinderen? Bij de zorg voor hun kinderen, verslijten de ouders aan hun voeten. De Italiaanse schrijver en bergbeklimmer, Erri de Lucca, heeft in zijn ‘lof der voeten’ het volgende geschreven: ‘Met onze voeten verplaatsen we ons, communiceren we, spelen, kennen en leren we. Maar zo vaak vergeten we dat en waarom? Omdat ze ver van ons hoofd verwijderd zijn. Omdat ze de grond, de dorens, de slangen, de ruwe en de glibberige paden kennen. Omdat ze één en al evenwicht zijn. Omdat ze heel ons gewicht dragen. Omdat ze over klippen kunnen lopen wat zelfs paarden niet kunnen. Omdat ze je op weg zetten.’ Zo hebben de voeten van Maria en Jozef de kleine Jezus op weg gezet, Hij die zelf de Weg was en zijn weg moest ontdekken. Ook Abraham ging op weg naar het land van zijn bestemming. Ieder mens met een opvoedkundige taak, moet op zijn voeten letten. Waar breng je iemand naar toe? Hoe zet je iemand op weg? Begeleiden is vaak iemand naar een zinvolle plek brengen en hem behoeden voor de vele dwaalwegen van deze wereld. De ouders van Jezus brachten hem naar Jeruzalem, en binnen Jeruzalem naar de tempel, de heiligste plek ter wereld. Brengen ouders hun kinderen vandaag nog naar de kerk, naar de kerstkribbe, naar een abdij, naar het heilige?

Na de voeten komen de handen. Maria droeg Jezus in haar armen en ze gaf het Kind, volgens het evangelie, in de handen van de oude, vrome Simeon. Handen dragen het kind maar houden het niet vast voor zichzelf. Hoe vaak worden kinderen niet voor de kar gespannen van de eigen behoeften en verlangens van ouders en opvoedkundigen? De handen van Maria droegen het Kind, maar ze droegen het ook op in de tempel. Kinderen zijn geen eigendom. Ze moeten hun eigen bestemming volgen, willen ze gelukkig worden. Handen dragen, maar moeten ook kunnen loslaten opdat een profetisch woord over het kind kan klinken: ‘Dit kind is bestemd, het heeft een roeping los van de ouders, en het moet die roeping volgen.

Vanzelf komen we dan bij het hart terecht. In het evangelie wordt over Maria’s hart geprofeteerd dat het door een zwaard zal worden doorboord. Word niet het hart van iedere ouder, begeleider of opvoeder doorstoken wanneer het kind of de jongvolwassene wegen gaat die men niet voor hem gedroomd had? En is een hart finaal niet bestemd óm gebroken en doorstoken te worden? Compunctio cordis heet dat in de spiritualiteit. Een vrouw, een weduwe wiens oudste zoon zichzelf het leven benam, schreef me onlangs: “Nooit meer houdt mijn hart op met bloeden; die wonde gaat nooit meer toe”. Ook Maria’s hart is nooit meer toe gegaan, heel de weg lang die ze met haar Jezus heeft afgelegd, tot onder zijn kruis, en tot in het cenakel te midden de biddende Kerk. Ieder mens, elke monnik die zorgt draagt, kent de (zoete) pijn van het vermorzelde hart. Evenals de profetes Hanna die God dag en nacht diende door vasten en bidden, blijft het hart van de zorgdragende en zorgvuldige mens altijd hunkeren, vrezen, verlangen, hopen en verwachten.

Tenslotte is bij de opvoeding van kwetsbare jongeren ook het hoofd in het geding. We mogen aannemen dat Jezus een geniaal kind was dat al vroeg verbanden zag en een grote nieuwsgierigheid en leergierigheid aan de dag legde. Vroegrijpe of geniale kinderen vragen eindeloos ‘waarom’ en stellen al heel vroeg levensbeschouwelijke vragen: ‘is de tijd echt? waarom gaan mensen dood? waar is het licht van gemaakt?’ Ouders moeten daar wijs en verstandig op antwoorden. Begaafde kinderen onthouden goed en hebben een uitgesproken rechtvaardigheids- en verantwoordelijkheidsgevoel. Ouders en opvoeders moeten dan ook met de grootst mogelijke integriteit te werk gaan, wetend dat het kind niet zozeer leert van wat het verteld wordt, maar van wat het ziet en ondervindt. De liefde die het kind ervaart tussen zijn mama en papa is belangrijker dan de liefde die het zelf krijgt. Wijsheid valt niet samen met IQ maar veeleer met spirituele intelligentie. Niet door een peuter met computerspelletjes onledig te houden, wordt hij wijs, maar door hem gevoelig te maken voor verbanden, door intelligent te antwoorden op zijn misschien absurde vragen, door zijn wereld open te trekken in alle veiligheid. 

Met hoofd, hart, handen en voeten brachten Maria en Jozef het kind, na de opdracht in de tempel, terug naar huis, naar hun stad Nazareth. Als de muur, die thans joden en Palestijnen scheidt, er toen al gestaan had, zou de kleine Jezus beslist naar het waarom daarvan gevraagd hebben. En Maria zou mogelijk dan zoiets geantwoord hebben als: ‘omdat mensen zich nog altijd door hun angst laten beheersen en niet voor de dialoog kiezen, daarom bouwen ze zulke muren en daarom rust de wijsheid en de genade Gods nog steeds niet op hen’. Mogen wij dan, broeders en zusters, in onze begeleidende en opvoedende taak, bruggenbouwers zijn en murenslopers, in navolging van Jezus zelf die in zijn eigen lichaam de twee werelden één heeft gemaakt, en een brug bouwde tussen hemel en aarde, tussen mannen en vrouwen, tussen joden en heidenen, tussen God en mens. Amen.       Broeder Guerric.