Homilie Doopsel van de Heer 2016
Homilie Doopsel van de Heer 2016
Hij zal U dopen met heilige Geest en met vuur.
Vuur ben ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!
Ik moet een doopsel ondergaan en hoe beklemd voel Ik Mij totdat het volbracht is.
Broeders en zusters,
Dopen met water en dopen met heilige Geest en met vuur. Vandaag eindigt de Kersttijd met het feest van het doopsel van Christus. Jezus wordt door Johannes met water gedoopt – het begin van zijn openbaar leven. Maar terzelfdertijd en evenzeer wordt er al gesproken van het doopsel dat Jezus zelf is komen brengen – een doopsel dat verwijst naar het einde van Jezus’ openbaar leven: een doopsel dat te maken heeft met zijn dood. En ik denk dat die verbinding voor ons heel belangrijk is, want zo krijgt het doopsel van Christus met ons van doen. Sint Paulus maakt in zijn brief aan de Romeinen duidelijk deze verbinding: Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood. Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden.
De Kersttijd is het gedenken van de menswording, van de afdaling van God in ons mensenbestaan.
Homilie Nieuwjaar 2016
HOMILIE NIEUWJAAR 2016
Salve Regina, Mater misericordiae.
Wees gegroet, koningin, moeder van barmhartigheid;
ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet.
Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva;
tot u smeken wij, zuchtend en wenend
in dit dal van tranen.
Daarom dan, onze voorspreekster,
sla op ons uw barmhartige ogen;
en toon ons, na deze ballingschap,
Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot.
O goedertieren, o liefdevolle, o zoete maagd Maria.
Broeders en zusters,
1 januari, Nieuwjaar, Hoogfeest van de Moeder Gods. Elke avond eindigen we hier onze dag – zoals op onnoembare plaatsen in de wereld – met het aanroepen van de Moeder Gods en wel als Moeder van barmhartigheid en wij vragen, wij smeken dat zij barmhartig op ons neerziet.
Maria – Moeder van barmhartigheid. Aan haar vertrouwen we ons leven toe – elke dag, elke nacht, elk jaar – ook dit nieuwe jaar dat zo pas begonnen is en dat in het teken van de barmhartigheid staat.
Homilie voor de 28 de zondag door het jaar B
Homilie 28° zondag B
De mensen brachten kinderen bij Jezus met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. Maar bars wezen de leerlingen ze af. Toen Jezus dit zag, zei Hij verontwaardigd: ‘Laat die kinderen toch bij Mij komen, houd ze niet op een afstand! Want van zulken als zij, daarvan is het nu juist: het Koninkrijk Gods. Waarachtig, neem dit van Mij aan: wie niet op de manier van een kind zich het Koninkrijk Gods laat schenken, neen – die komt er niet binnen.’ Daarop omarmde Hij ze en zegende hen met handoplegging.
Zusters en broeders,
Vergeef me dat ik na de evangelielezing van deze zondag nog een stukje evangelie toevoeg – de eindwoorden van het evangelie van vorige zondag. En waarom? Omdat dit tafereel juist voorafgaat aan wat we vandaag hoorden en belangrijk zijn als leessleutel. Die kinderen zijn als het ware nog rondom Jezus. Jezus wil zijn tocht vervolgen en dan komt de man aanlopen die zich voor Jezus op de knieën werpt en zegt: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven? M.a.w. Goede Meester, wat moet ik doen om het Koninkrijk Gods binnen te komen?
Homilie voor de 24 ste zondag door het jaar B
13 september 2015
Wie is Hij toch?
En gij, wie zegt gij dat Ik ben?
Broeders en zusters,
Die vraag – wie is Jezus? – daarover gaat het evangelie van deze zondag. En we horen ook het antwoord – het antwoord gaf Petrus: Gij zijt Christus. Op het eerste gezicht heel eenvoudig: een vraag én het antwoord. Maar ligt het zo eenvoudig? Blijkbaar niet, als we het evangelie van vandaag in zijn geheel beluisteren.
Wie is Jezus? Gaat om meer dan een vraag naar zijn identiteit. Jezus zegt immers: En gij, wie zegt gij dat Ik ben? Het is de vraag: “Wie is Jezus in mijn leven? Wie is Jezus in ons leven? Wie is Hij voor mij?” En misschien mag ik zelfs zeggen: “Is Hij Iemand voor mij? Speelt Hij een rol in mijn leven? Is Hij een medespeler? Heeft Hij de hoofdrol? Of is Hij één van de figuranten?” Als ik die vraag zo stel, dan blijkt dat de identiteit van Jezus nooit los verkrijgbaar is. Zeggen wie Hij is heeft gevolgen voor mezelf, voor het omgaan met mezelf, met de anderen en met God.
Homilie voor de 17 zondag door het jaar.
26 juli 2015
Homilie 17° zondag door het jaar
Toen Jezus aan land ging, zag Hij een grote menigte. Hij voelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.
Broeders en zusters,
Woorden uit het evangelie van Markus – het evangelie van vorige zondag. Schapen zonder herder. Zo ervaart Jezus de mensen die naar Hem toekomen. En het grijpt Hem aan; Hij voelde medelijden met hen. De mensen – de mens – raken Hem in zijn binnenste. Jezus doorvoelt de noden, de diepe nood van de mens. En Hij doet ook iets. Hij begon hen uitvoerig te onderrichten. Hij geeft hen zijn woord – het levende woord – het woord dat doet wat het zegt. Maar hier stopt het niet.
Homilie voor de 13de zondag door het jaar.
28 juni 2015
Wie is Hij toch?
Deze vraag klonk hier vorige zondag: Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen? Op deze zondag hoor ik weer die vraag: Wie is Hij toch, die zieke mensen geneest, die zelfs een gestorven dochtertje uit de doodslaap doet opstaan? “Wie is Hij toch, ook voor u, voor mij?”
Misschien is het eerste wat moet gezegd worden dit: “Hij is er!” Hij is er – ook al lijkt Hij te slapen aan het achtersteven van de boot. Hij is er - bij Jaïrus – Jezus ging met hem mee. Hij is er voor de vrouw die al twaalf jaar lang aan bloedvloeiing leed – als ik slechts zijn kleren kan aanraken.
Homilie voor de zevende zondag na Pasen
17 mei 2015
Zusters en broeders,
De Paastijd bereikt stilaan zijn voltooiing en in de Blijde Boodschap van deze zondag klinken er Paaswoorden: eenheid, vreugde, waarheid. We mogen Jezus horen bidden tot zijn Vader:
- Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij.
- Vader, Ik kom naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
- Vader, wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid.
Eenheid, vreugde, waarheid. Maar ook al zijn het Paaswoorden – verwijzend naar een volheid van leven, ze worden ons gegeven te midden van het leven zoals het is. En het valt me op hoe ook op deze zevende Paaszondag terugverwezen wordt naar wat aan Pasen voorafging – de lijdensweg van de Heer. Het doet me denken aan woorden van pater Piet van Breemen die hij vaak herhaalde: Pasen is altijd Kruispasen én Verrijzenispasen – we mogen die nooit uit elkaar halen. Zo hoorden we in de eerste lezing Petrus spreken: over Judas, die de gids is geworden van hen die Jezus gevangen namen. Hij behoorde tot ons getal en aan het dienstwerk zijn deel gekregen. En in het hogepriesterlijk gebed zegt Jezus: Niemand van hen is verloren gegaan behalve de man des verderfs.