Homilie van de vijfde zondag na Pasen
3 mei 2015
Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.
Ik ben de wijnstok, gij de ranken.
Zusters en broeders,
Jezus spreekt beeldende taal om uit te zeggen wie Hij is én om uit te zeggen wie wij zijn. En het wondere is dat wie Hij is en wie wij zijn niet los verkrijgbaar is. Hoe dieper we ontwaren wie Hij is, hoe meer ook wij zicht krijgen op wie wij zelf echt zijn. Paus Johannes Paulus II zei daaromtrent: Hij, die God en mens is, openbaart het ware gelaat van de mens; Hij maakt de mens voor zichzelf duidelijk.
Wie is Hij? Eén en al verwijzing naar de ander dan zichzelf. Als Hij ‘Ik’ zegt, wordt al onmiddellijk iemand anders genoemd: ‘mijn Vader – mijn Vader is de wijnbouwer. De wijnstok is er maar dank zij de zorg van de wijnbouwer, de wijngaardenier. En die zorg toont zich in het snoeien, het zuiveren. De zorg van de Vader is aan de wijnstok te zien. Wie Mij ziet, ziet de Vader, hoorden we gisteren. ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader aan het werk’. Jezus’ identiteit is zozeer verbonden met zijn Vader.
Ik ben de wijnstok, gij de ranken. De Vader en Jezus. En nu: Jezus en wij. Maar misschien moeten we eerst nog eens goed kijken naar het beeld dat Jezus ons voorhoudt. De wijnstok is een wonderlijke plant. Hij volgt een logica – zo las ik – die tegengesteld is aan veel andere vruchtdragende planten. Wanneer hij bloesem draagt in de lente, ziet men de bloemen bijna niet. Ze zijn niet mooi; ze hebben geen kleur of geur. Ze trekken geen aandacht. Maar na de oogst wordt de wijnstok veelkleurig alvorens al zijn bladeren te verliezen en de winterslaap in te gaan. Is het misschien daarom dat Jezus er zich in herkent: de wijnstok is mooi, wanneer hij alles gegeven heeft, wanneer hij zijn vruchten heeft voortgebracht. De schoonheid van de wijnstok wordt zichtbaar wanneer hij zich helemaal gegeven heeft. Ik zie het al – een plant met een eigen logica. Mag ik zeggen – een Paaslogica? Teken van een leven dat vruchtbaar is wanneer het zich geeft, zich helemaal geeft.
En wij, wij zijn de ranken aan die wijnstok. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets. Broeders en zusters, Jezus wijst ons een plaats toe aan de wijnstok die Hij is. Onze plaats, onze rol is die van de ranken. Wij zijn niet de stam van de wijnstok; wij zijn ook niet de vruchten, de druiventrossen. Wij zijn de ranken en de rol van de ranken bestaat erin de vruchten te dragen en de vitale band met de stam en de wortels van de wijnstok te verzekeren. Nogmaals, de vruchten van de wijnstok – dat zijn niet wij. Jezus zegt ons dat om duidelijk te maken hoe belangrijk onze band met Hem is. En ook dat de Vader aan ons werkt, ons zuivert, ons snoeit, opdat we steeds meer vruchten zouden dragen. Wij zijn de ranken. Dat is onze status. Dat is onze roeping en wel onze blijvende roeping. Jezus is er niet omwille van Zichzelf, en wij zijn er niet omwille van onszelf. Het doel zijn de vruchten. Rank zijn aan de wijnstok die Jezus is, is voor ons de vervulling van ons leven als christen, van onze roeping om aan te hangen, te blijven in Hem. Ik zou zeggen – al klinkt het misschien wat ongenuanceerd – voor ons zit de persoonlijke vervulling van ons leven niet in de vruchten, in waar het uiteindelijk om te doen is, maar in de nederige en stille dienstbaarheid van de rank die aan anderen het leven van Jezus doorgeeft. De Vader zorgt voor de vruchten; daar moeten wij ons dus geen zorgen over maken. Wij moeten er voor zorgen verbonden te blijven met Jezus zoals de rank aan de wijnstok. Het is dààr, waar we verbonden zijn met Jezus dat we leven geven en doorgeven. Het kan zelfs goed zijn dat wijzelf de vruchten nooit zullen zien. Het doet me denken aan het gekende gedicht van Adriaan Roland Holst vanuit het complementaire beeld van de graanoogst:
Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven
maar doe mij in den oogst geloven
waarvoor ik dien.
Broeders en zusters, waar wij moeten voor zorgen is dat we verbonden blijven met de wijnstok, onze verbondenheid met Jezus, want los van Hem zijn we niets en kunnen we niets. Moge de Heer het geven dat wij daarin groeien persoonlijk en als gemeenschap.
Amen.