Tekst en onderricht maart 2018

“U KENNEN, UIT EN TOT U LEVEN”
DIEPER KENNIS MAKEN
MET HET LEVEN EN DE BOODSCHAP
VAN JEZUS VAN NAZARET

HET KRUIS OPNEMEN
“Gij laat u leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil.”
(Marcus 8, 31-35; 9, 30-32; 10, 32-34)

Bijbellezing uit het evangelie van Marcus:

8, 31 Daarop begon Hij hun te leren, dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden
en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen worden
en ter dood gebracht, maar drie dagen later verrijzen.
32 Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid.
Toen nam Petrus Jezus terzijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden.
33 Maar zich omkerend keek Hij naar zijn leerlingen
en voegde Petrus op strenge toon toe:
“Ga weg, satan, terug! want gij laat u leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil.”
34 Nadat Hij behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen,
sprak Hij tot hen:
“Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen
door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
35 Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden.



9, 30 Zij gingen daar weg en trokken Galilea door;
maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam,
31 want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten.
Hij zeide hun: “De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen
en ze zullen Hem doden; maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.”
32 Zij begrepen die woorden wel niet,
maar schrokken ervoor terug Hem te ondervragen.

10, 32 Zij trokken voort, op weg naar Jeruzalem, en Jezus ging voor hen uit;
zij waren ontdaan en ook die Hem volgden waren bevreesd.
Hij nam opnieuw de twaalf terzijde
en begon hun te spreken over wat Hem zou overkomen:
33 “Wij gaan nu naar Jeruzalem
waar de Mensenzoon aan de hogepriesters en schriftgeleerden zal worden overgeleverd. Zij zullen Hem ter dood veroordelen en aan de heidenen overleveren;
34 dezen zullen Hem bespotten en bespuwen,
zij zullen Hem geselen en doden, maar drie dagen later zal Hij verrijzen.”


Lezing uit: Gerhard LOHFINK,
Jezus van Nazaret. Wat wou Hij? Wie was Hij?

Pas in Jezus’ dood
bereikt zijn boodschap over het koninkrijk van God haar ultieme diepte.
Wanneer hij tijdens het laatste avondmaal
zijn nakende dood als plaatsvervangende ZOENDOOD duidt,
herroept hij niet zijn eerdere verkondiging van Gods barmhartigheid,
maar geeft Hij juist een bewijs
van de maatschappelijke werkelijkheid van deze barmhartigheid.
God neemt met louter vergeven geen genoegen.
Hij schenkt in Jezus’ dood de maatschappelijke plaats
waar de schuld en de gevolgen van de schuld weggenomen kunnen worden.
Een geïsoleerde boodschap die van dit alles losstaat, van een liefhebbende God-Vader, ontkent niet alleen de maatschappelijke krachten.
Zij ontkent het onheil van de geschiedenis.
Zij ontkent de werkelijke wereld. Zij is absoluut wereldloos.
Rekening houdend met de verkondiging van Jezus zoals zij tot op vandaag gebeurt,
laat Jezus’ dood nog iets anders zien.
Zij laat nu in alle duidelijkheid
de verborgen en nederige gestalte van Gods heerschappij zien.
Gods heerschappij komt niet zonder vervolging en offers.
Gods heerschappij komt precies daar waar Jezus zelf niets meer kan doen,
maar zich voor Gods waarheid uitlevert en prijsgeeft.

Duiding:

We lazen de drie lijdensvoorspellingen uit het Marcusevangelie.
In de eerste van die lijdensvoorspellingen
wordt het lijden niet alleen geduid als beantwoordend aan Gods wil,
maar wordt het ook voorgehouden als mogelijk lot van de volgeling van Jezus,
van de leerling die wil delen in Jezus’ zending en ook in zijn leven
dat totaal en radicaal op zijn zending gericht is:
de vestiging van Gods heerschappij, de omvorming,
de transformatie van mens en wereld.
Die transformatie van mens en wereld komt er niet zonder op-offering,
niet zonder op-offering van diegene in wie God het nieuwe leven aanbiedt
en niet zonder op-offering van diegene die aan het nieuwe leven wil deelnemen,
die, m.a.w. het Rijk Gods wil binnentreden, die leven wil.
Weerstand tegen dat vooruitzicht komt van diegene
die ‘leven’ louter duidt als materieel, als overleven,
als het welgesteld voortleven en overleven van het ik,
en daarbij het Rijk Gods denkt in termen van aardse macht en rijkdom.
Jezus heeft zijn lijden voorspelt.
De historische Jezus van Nazaret wist dat de dood hem wachtte.
Hij wist dat de Joodse religieuze overheid hem uit de weg wou.
Hij wist dat alleen de Romeinen een doodsvonnis konden voltrekken.
Hij wist welk lijden hem te wachten stond.
Lohfink is ervan overtuigd – en veel exegeten met hem –
dat het oudste lijdensverhaal, dat van Marcus,
ons de beste historische informatie verstrekt over dat lijden.
Het betreft hier de informatie over het verloop van Jezus’ twee laatste dagen
en van de dagen die er aan voorafgaan.
Dit verhaal mogen we dit jaar voor een groot deel
beluisteren in de liturgie van Palmzondag
en is te lezen in de hoofdstukken 11 tot en met 15 van het Marcusevangelie.
Het loont de moeite het na vanavond meerdere keren in zijn geheel
en ook wel eens in stukken door te nemen, zeker in de Goede Week.
Jezus’ lijdensverhaal begon eigenlijk dus al bij het begin van zijn optreden.
Toen al waren er meteen conflicten en controversen.
Het werd al duidelijker met zijn beslissende tocht naar Jeruzalem.
Zijn intocht in Jeruzalem luidt het definitieve begin van zijn echte lijdensweg in,
of kun je ook duiden als het begin van het einde.
Die intocht is de eerste van drie bewust gestelde symboolhandelingen
waarmee Jezus zijn aankondiging van Gods heerschappij
en oproep tot bekering, tot deelname aan het Rijk Gods, voltooit.
Ik durf Lohfink aanvullen door te stellen dat ook
zijn overgave aan het uiteindelijke lijden en zijn dood
als een ultieme symboolhandeling kan gesteld worden.
Zijn dood behoort dus inherent tot de verkondiging.
Zonder zijn dood zou Jezus’ verkondiging niet af zijn.
Vandaar dat wij als wij Jezus’ boodschap verderzetten,
we niet alleen zijn oproep tot geloof en bekering meedelen,
maar ook – zoals we in iedere eucharistieviering doen – zijn dood verkondigen.
Paulus schrijft in zijn eerste brief aan de Korintiërs:
1, 22 Want Joden eisen wonderen, heidenen verlangen wijsheid.
23 Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus,
voor de Joden een aanstoot, voor de heidenen een dwaasheid,
24 maar voor hen die geroepen zijn, joden zowel als heidenen,
is Hij Gods kracht en Gods wijsheid.
Wat verkondigt Jezus met zijn intocht in Jeruzalem?
Nadat Hij, in wat voorafgaat in het Marcusevangelie,
zijn identiteit verborgen heeft willen houden,
openbaart Jezus zich door de intocht duidelijk als de Messias
en maakt Hij meteen ook duidelijk wie de Messias eigenlijk is:
de Messias is diegene die volledig Gods wil vervult,
de mens in wie Gods heerschappij doorbreekt,
in wie God een begin maakt met zijn heerschappij in de wereld.
Maar God dringt zijn wil en zijn heerschappij niet op met macht.
De Messias-koning die zijn stad in bezit neemt
en Gods heerschappij komt vestigen,
is niet hoog gezeten en verheven op een paard, op een strijdros,
maar op een ezelsveulen, met wiens gedweeheid en onmacht hij zich identificeert,
zoals de kracht en de grote van een paard de macht van zijn berijder uitstraalt.
Bij dit gebeuren klinkt het vers van de profeet Zacharia:
9,9 Jubel luid, gij dochter Sion, juich, gij dochter Jeruzalem!
Zie, uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend.
Hij is deemoedig, hij rijdt op een ezel, op een veulen, het jong van een ezelin.
Indien Pilatus die allusie op de oudtestamentische profeet begrepen had,
met andere woorden, als hij de Bijbel zou gekend hebben,
dan zou het meteen duidelijk worden dat van de kant van Jezus
geen gevaar dreigde voor een militaire gewelddadige sociaal-politieke omwenteling.
Voor ons houdt de intocht van Jezus ook deze boodschap in,
dat het Rijk Gods, Gods heerschappij, niet gerealiseerd wordt met geweld,
maar alleen door mensen die deemoedig en nederig doen wat God wil.
Wat verkondigt Jezus met de tempelreiniging?
Jezus neemt als Messias niet alleen bezit van de Davidstad, de stad van God,
maar ook van de tempel van God.
Eigenlijk verkondigt Hij met zijn tempelactie
dat de tempel met zijn offerpraxis heeft afgedaan
en dat vanaf nu de eindtijdelijke tempel in dienst treedt.
Gods weldadige werking komt niet via een plaats de wereld binnen
en niet omwille van het opdragen van offers,
maar via een mens die de wil van God doet,
die toestaat dat God in hem of haar een nieuw begin maakt, initiatief neemt.
Bij dit gebeuren klinkt een vers van Psalm 40 op de achtergrond:
40, 7 Gij die offers afwees en geschenken hebt mijn dove oren geopend:
brand - en zondoffers zeggen U niets.
8 Toen heb ik gesproken: 'hier ben ik. Mij geldt wat in de boekrol vervat is:
9 God, uw wil te doen is mijn vreugde, uw wet is binnenin mij gegrift.'
Maar in de verte rommelt ook het woord van God
dat te vinden is in de boekrol van Jesaja:
1, 11Wat heb Ik aan al uw offers? zegt Jahwe.
Ik ben verzadigd van de brandoffers van uw rammen
en van het vet van uw mestkalveren.
Ik heb geen behagen in het bloed van stieren, lammeren en bokken.
12 Wie heeft u gevraagd mijn voorhoven plat te lopen
als gij komt om voor Mij te verschijnen?
13 Brengt Mij toch niet langer nutteloze meeloffers. (…)
15 Wanneer gij uw handen uitstrekt, sluit Ik mijn ogen voor u,
zelfs als gij uw gebeden vermenigvuldigt, luister Ik niet naar u:
uw handen zitten vol bloed.
16 Wast u, reinigt u! Uit mijn ogen met uw misdaden!
Houdt op met kwaad doen.
17 Leert liever het goede te doen, betracht de rechtvaardigheid, helpt de verdrukten, verschaft recht aan de wezen, verdedigt de weduwen.
Wat Jezus duidelijk stelt is, dat niet een plaats Gods aanwezigheid op aarde ‘vasthoudt’,
maar een mens in wie Hij wonen mag en met wie Hij mag handelen.
Dat houdt voor ons de boodschap is dat wij allen,
als wij leven in eenheid met Christus, tempel zijn van Gods Geest
en God met en in en door ons in de wereld wil aanwezig zijn
en dat ware vroomheid en godsdienstigheid niets anders inhoudt
dan het doen van de wil van God,
dus leven vanuit een gerichtheid op het heil van mensen.
Wat verkondigt Jezus met het Laatste Avondmaal?
Jezus’ laatste avondmaal met zijn leerlingen is duidelijk het Joodse paasmaal,
dat Hij, anders dan de voorschriften, niet viert met zijn bloedeigen familie,
maar met zijn nieuw familie, met hen die geroepen zijn om de wil van de Vader te doen,
met diegenen die de kern uitmaken van het nieuwe Godsvolk.
Het is in het Marcusevangelie niet zo duidelijk of bij dit laatste avondmaal
alleen de twaalf aanwezig waren of ook andere leerlingen en eventueel ook vrouwen
die Hem vanuit Galilea naar Jeruzalem gevolgd waren.
In ieder geval lag Jezus met de twaalf samen aan.
Aan hen maakt Jezus nogmaals duidelijk dat Hij gaat sterven.
Hij doet dat door bij de broodbreking en het dankgebed vóór de hoofdmaaltijd
en bij de beker der zegening na de hoofdmaaltijd
heel eigen duidende woorden te spreken,
woorden waaraan Lohfink niet twijfelt op vlak van historische authenticiteit.
Niet alleen maakt Jezus met die woorden duidelijk dat Hij gaat sterven, maar ook,
wat de betekenis, de zin van zijn sterven is.
En dit niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor ons,
die in iedere maaltijd die we houden om Hem te gedenken,
met de leerlingen mee aan tafel schuiven.
Als Jezus hen en ons uitnodigt om het brood te nemen en te eten
en daarbij zegt dat dit zijn lichaam is,
dan vraagt Hij ons met Hem één te zijn
en deel te nemen aan zijn leven, aan zijn zending, aan zijn persoon,
aan zijn overgave aan de wil van God, ook aan het lijden dat daaruit kan volgen.
Als Hij hen en ons uitnodigt om de wijn – die Hij als zijn bloed duidt - te drinken,
dan heeft dit dezelfde betekenis.
Maar nu voegt Jezus er twee zaken aan toe!
Het is het bloed van het verbond, waarmee een nieuw Godsvolk het leven ziet.
En het is bloed dat vergoten wordt voor velen.
Hiermee duidt Jezus zijn dood als plaatsvervangend zoenoffer.
Wat betekent dat?
Niet dat Hij voor onze zonden en in onze plaats boete doet.
Niet dat God zo’n boete eist en iemand anders zou straffen in onze plaats.
Niet dat Jezus door dit offer God gunstig stemt ten opzichte van ons.
Jezus’ optreden, zijn verkondiging en het offer van zijn leven dat daarbij hoort,
tonen juist aan hoezeer God de wereld liefheeft, gunstig gestemd is.
Jezus neemt niet onze plaats in, Hij neemt Gods plaats in,
of ook: God mag in Hem plaatsnemen,
en als wij één zijn met Hem in de navolging, Hem eten en drinken,
zal God ook in ons plaatsnemen, zijn verblijf houden.
God heeft mensen nodig als plaatsvervangers
die daardoor voorgangers worden,
in wie en met wie en door wie Hij een nieuw begin kan maken,
‘tot iedereen mee is!’
Maar moest Jezus daarvoor sterven?
Ja, omwille van de weigering van Israël,
omwille van de weigering van de mens ten opzichte van Gods liefde
én omwille van de waarheid van Gods verkondiging van die liefde,
omwille van de trouw van God.
Maar dit is het mysterie van het geloof
dat alleen in het licht van de verrijzenis kan begrepen worden.
En dat is voor…
de volgende bijeenkomst van het leerhuis.