Tekst en onderricht 16 maart

Bron van het onderricht:
Laurence FREEMAN, Goed werk. Hoe meditatie je persoonlijk en professioneel leven verandert, Halewijn, Antwerpen, 2020

Onderricht op 16maart 2021 (vgl. o.c. blz. 95-101)

Is het blijven herhalen van de mantra wel zo noodzakelijk? Kan ik niet gewoon innerlijk stil zijn? Gedachteloos?
Neen, dat kan ik eigenlijk niet.
Bovendien is het doel van meditatie ook niet zomaar innerlijk stil te zijn en zomaar innerlijk gedachteloos te zijn.
Doel is niet leegheid, maar eenheid.
De weg daarheen is deze van gerichte aandacht, leren aandachtig aanwezig zijn in het nu-moment.



Als we beginnen mediteren, dan spreken we de mantra uit op het niveau van ons oppervlakkig bewustzijn,
waarbij we soms bekoord worden te bedenken dat we mediteren, dat we de mantra uitspreken en ook kunnen gaan nadenken
over de betekenis van de mantra, hoe we hem uitspreken en ook wel geneigd zijn na te gaan wat we daarbij ervaren of hoe we het ervan afbrengen.
Bovendien kunnen ook allerhande gedachten
en daarmee gepaard gaande gevoelens in ons opkomen, willekeurig en onbestemd.
En met dat bewustzijn moeten we dan inderdaad ook telkens bewust terugkeren naar de mantra.
We worden dus geconfronteerd met onze turbulente geest.
Deze confrontatie kan als een mislukking overkomen
en doen besluiten dat we niet kunnen mediteren en we het best opgeven. Het is een leerzame ervaring.
We leren aanvaarden dat dit onze uitgangspositie is.
Dat we beginners zijn en dat we dat wellicht altijd zullen blijven, vooral als we op dat bewustzijnsniveau onszelf observeren
en onszelf beoordelen en veroordelen.
Beoordeel echter nooit zoiets als de kwaliteit van je meditatie.

Beschouw anderen niet als grootmeesters en jezelf als klungelige beginner.

Blijf volhouden
en je zult de mantra leren uitspreken op een dieper niveau, of we zouden ook kunnen zeggen,
dat de verstrooiingen komen uit een dieper niveau
en niet meer van het ‘rumoer van de straat’, van wat je nu bezighoudt. Herinneringen en emoties uit het onbewuste onderbewuste borrelen op. Ze zijn zeker niet te verdringen.
Toch moeten we er ook niet analyserend bij stilstaan.
Ook hier geldt dat we trouw terugkeren naar aandacht voor de mantra.
Het is een toelaten en loslaten, een proces dat Keating ‘divine therapy’ heet,
anders dan de analyserende en herbelevende psychoanalyse.
Het een proces waarbij toch kan opgelost en geïntegreerd worden.

Dan komt men op een bewustzijnsniveau waarbij men de mantra uitspreekt
bewust van een ego dat als afgescheiden ervaren wordt
van een innerlijkheid waarin vrede en integratie als een belofte wachten. Het is alsof men aan een muur gekomen is,
een muur waarachter het beloofde land ligt, de Jezusruimte,
de ervaring van eenheid, een muur die wacht om afgebroken te worden. Maar het ik kan deze muur zelf niet afbreken.
Want het ik is deze muur.

Het is de confrontatie met onze natuur, ons niet één zijn.
Op dit niveau kan het ego ons bekoren met de gedachte de eenheid te bereiken
door het ophouden met het zeggen van de mantra,
alsof we daardoor door die muur breken en eenheid realiseren, alsof we daardoor onszelf opgeven.
Maar dat is de ultieme daad van het ego
dat geen verlies van belang en identiteit duldt.
Maar dat ego moet niet door ons afgebroken worden. Hier moeten we de zaak uit handen geven.
De mantra blijven herhalen is de wijze waarop we dat doen. https://www.youtube.com/watch?v=HI5Y9l2NHIo&ab_channel=TenebraeChoir

If ye love me,
keep my commandments, and I will pray the Father,
and he shall give you another comforter, that he may 'bide with you forever,
e'en the spirit of truth.

Wat Freeman als inzicht meegeeft
wordt poëtisch voortreffelijk verwoord door Felix Timmermans:

‘k Huiver van ontzag en glorie als ik U in mij herken.
Maar ik schaam mij U te dragen, daar ik zoo ellendig ben.
Heden zal ik voor U knielen, morgen glijd ik weer vandaan, om gebroken weer te keeren.
’t Licht gaat uit en ’t licht gaat aan. Als betooverd aangetrokken, draai ik immer rond Uw schijn, aarzelend en toch verlangend vlam van Uwe vlam te zijn.
Ach ik weet het, ’t kan niet helpen, eerst moet ik den trotschen muur van mijn eigen ik afbreken,
en dat slaat dat zalig uur.
Dat is juist mijn angst en zorge, en dàt is mijn laffe pijn,
dat Gij dan te groot geworden, ik mij zelf niet meer zou zijn.

(uit ‘Adagio’ van Felix Timmermans)