Onderricht 6 oktober 2020

Bron van het onderricht:
Laurence FREEMAN, Goed werk. Hoe meditatie je persoonlijk en professioneel leven verandert, Halewijn, Antwerpen, 2020

Onderricht op 6 oktober 2020 (vgl. o.c. blz. 33-44)

* De essentie van meditatie is stilte, begrepen als stilte van geest, aanwezig zijn hier en nu met een onverdeelde zuivere aandacht weg van jezelf.

* Die stilte is krachtig, verhelderend en helend. Maar als innerlijke stilte, stilte van geest, een gedachteloze toestand, lijkt ze onmogelijk. Ze mag evenwel niet als te bereiken doel gesteld worden!

* Doel is eerder ‘het aandachtig aanwezig zijn bij’, de noodzakelijke conditie voor een werkelijke relatie, voor liefde zelfs, zegt Simon Weil ook, die er aan toevoegt dat het bevorderen van de bekwaamheid tot aandacht het allereerste doel van de opvoeding en het onderwijs moet zijn, eerder dan kennis en het vermogen tot nadenken.



* Dat alles begint bij het lichaam, dat anders dan de geest (cfr. dagdromen), steeds hier en nu is. Dank zij het lichaam zijn we altijd hier en nu. We moeten ons door het lichaam naar dat hier en nu laten leiden.

* Meditatie begint met ge-aard zitten, een lichaamshouding halfweg staan en liggen.

* Ge-aard zitten is rechtop, met een rechte rug, gemakkelijk, niet pijnlijk, en met ontspannen schouders.

* Gebruik makend van een stoel met leuning kan men tegen de leuning ter ondersteuning aanzitten, maar er tegen hangen of er tegenaan half ingezakt zitten is niet goed en lijkt alleen maar gemakkelijk.

* Het is noodzakelijk bij het begin van de meditatie (tijdens de muziek) een goede lichaamshouding aan te nemen, er wat aandacht aan te besteden waarbij men bewust wordt van de lijn van de kruin van het hoofd naar het heiligbeen (het grote bot tussen de lendenwervels en het staartbeen) en van de grond onder onze voeten.

* Het is ook goed om enkele ogenblikken aandacht te geven aan onze ademhaling.

* We laten die gewoon en natuurlijk rustig verlopen zonder ons te oefenen in  een speciale ademhalingstechniek waaraan we te veel aandacht moeten schenken.

* Bij het stil zitten, hoort ook het stilzitten, het onbeweeglijk zitten als een rots. Het is een eerste oefening in het bewust loslaten van jezelf en van bevrijding. Het is een eerste stap naar zelfcontrole, het leren niet ingaan op neigingen, behoeften en verlangens. Het lichaam en alle lichaamsdelen zijn volledig stil, bewegingsloos.

* Innerlijke stilte is aandacht en is niet proberen gedachteloos te zijn, maar aandacht afwenden van gedachten: elke geestelijke of emotionele bedrijvigheid die constant op alle niveaus vanuit ons bewustzijn of onbewuste plaatsvindt.

* We worden als we beginnen te mediteren bewust van de ‘maalstroom’ van gedachten, die in ons bewustzijn voorbijkomen en onze aandacht trekken.

* Maar het is goed bewust te worden van het feit dat denken, nadenken of gedachten hebben niet het ultieme en diepste bewustzijnsniveau is. De rede, het verstand heeft niet het primaatschap van mens-zijn, ook niet in het ontstaan van de mens in de evolutie (cfr. ‘Je pense, donc je suis….’)

* Nogmaals: gedachteloos worden is geen doel waaraan we aandacht geven. Daarom willen we de maalstroom van gedachten ook niet stopen, indammen in de zin van “Ik mag niet denken” of “Ik mag daaraan niet denken”. Het is een kwestie van loslaten, geen aandacht geven aan…

* We ervaren steeds de aanwezigheid van de maalstroom, van de aantrekkingskracht van allerhande gedachten en dus van onze innerlijke onvrijheid.

* Deze ontdekking brengt ons tot een pijnlijke zelfkennis, die een eerste vrucht is van de meditatie. En die zelfkennis brengt nederigheid met zich mee.

* De aandacht voor de gedachten van de maalstroom loslaten doen we door aandacht te geven aan een gebedswoord, een mantra, dat we met aandacht voortdurend innerlijk herhalen.

* LF raadt aan een woord te nemen dat niet uit de eigen taal komt, een rustige klank heeft, geen emotionele connotaties oproept en geritmeerd is.

* Het is belangrijk aan dat woord trouw te blijven.

* LF geeft ons het Aramese woord ma-ra-na-tha.
Eigenlijk: ‘mar’, ‘Heer’ en ‘anatha’, ‘kom toch’.
LF stelt voor bij het herhalend reciteren
niet te splitsen ‘mar-anatha’ of ‘mar-a-natha’ of ‘mar-a-na-tha’,
maar dus wel ‘ma-ra-na-tha’ omdat dit een natuurlijk ritme draagt
en iedere lettergreep eindigt in een open klank.