Onderricht 4 februari


Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 57-70

TIJD VINDEN OM ALLEEN MET JEZELF TE ZIJN
“Als je nauwkeurig nagaat hoe je leeft, dan zal je spoedig ontdekken dat we haast nooit van binnenuit naar buiten toe leven; in plaats daarvan reageren we op de ene prikkel na de andere.”

We hebben al eerder gehoord dat Bloom bidden vergelijkt
met het kloppen aan de deur van het Rijk Gods
en ons meteen waarschuwt dat bidden alleen niet volstaat,
maar dat we ook een leven dienen te leiden
waarin we voor dat Rijk Gods onze verantwoordelijkheid opnemen.
Ook het verrichten van goede daden en een deugdzaam leven leiden
is een kloppen aan de deur die toegang verleent
tot een leven in eenheid met God.
Maar zoals de hellehond Kerberos de toegang van Hades bewaakt
zo is er ook een driekoppig monster dat ons toeblaft niet te kloppen,
ons gebed of onze inzet en engagement op te geven.
Het is natuurlijk ons angstige, begerige en nieuwsgierige ik dat optreedt wanneer we, om tot innerlijk gebed te komen,
stilte en eenzaamheid opzoeken.
Ons ik wil immers altijd bezig zijn en komt niet tot rust
en het heeft nood aan uiterlijke prikkels en nieuwigheden om bezig te zijn.


Ook vele gedachten en verbeeldingen zijn prikkels die ons bezighouden.
We kennen ze als de verstrooiende gedachten tijdens onze meditatie.
Dat wijst erop dat we eigenlijk innerlijk ‘leeg’ zijn.
We hebben nood aan uiterlijkheden om bezig te blijven,
we hebben nood aan emotionele prikkels om ons levend te voelen,
we hebben nood aan spannende fantasieën om onszelf nabij te zijn.
Zo wordt ons leven ook altijd door die uiterlijkheden
of door de prikkels van onze fantasie geleid
en deze dringen van alle kanten op ons aan.
Als we deze tot zwijgen proberen te brengen,
een poging ondernemen tot innerlijke stilte,
dan komen ze luider roepen
en doen een beroep op ons gevoel van angst
dat ons overvalt in stilte en eenzaamheid,
een angst die zich soms schuilhoudt in wat we verveling noemen.
Bloom zegt dat we het in stilte en eenzaamheid
met die angst en verveling moeten leren uithouden
tot we iets doen wat we vanuit ons trotse en uit eigen wil niet doen:
roepen vanuit onze leegte en onmacht: “Heer, ontferm U!”
Dat is volgens Bloom het moment
waarop we pas echt aan de deur beginnen te kloppen
erop vertrouwend en hopend dat die open zal gaan.
Het uur van grote leegte,
het uur met de confrontatie met onze grote leegte,
is dus het uur van een groot begin.
En die confrontatie kunnen we niet ervaren zolang we ‘bezig blijven’.
Het is noodzakelijk de stilte en de eenzaamheid
en de leegte van het verstillen in te gaan.
Er is misschien geen echte hoop die niet ontspruit aan wanhoop.
In deze situatie lijken we op de tollenaar in de tempel.
Of we lijken op de blinde Bartimeüs
die blijft roepen en kloppen ondanks de stemmen die zeggen “Zwijg!”.
Bloom zegt dat we om het echte bidden te leren
wel degelijk nood hebben aan een crisis en het daarin leren uithouden.
In dat crisis moment moet er ook niemand snel te hulp komen
en we moeten ook niet al te snel hulp gaan zoeken,
vooral niet bij hen die deze zelf nog niet doorleefd hebben
en die de crisis in het gebedsleven doorleefd hebben
zullen maar dit als raadgeving kunnen geven:
Blijf hier zitten terwijl ik zit.
Later: Waak en bidt opdat je niet in de bekoring valt.
Een kind moet ook leren zelf moeilijkheden overwinnen.
Er wordt te vlug en te veel hulp geboden
en zo te snel zelfstandigheid en vertrouwen uit handen genomen.
Er is mag en moet wel een vangnet zijn, maar niet op voelbare afstand.
Eenmaal moeten de bandjes af, de dragende armen weg.
Eenmaal moeten de troostende en bemoedigende ervaringen
van het begin van het geestelijk leven wegvallen.
Eenmaal moet de angst en de onzekerheid en de verveling toeslaan,
eenmaal moet de bekoring komen om het allemaal op te geven.
Abt Remi Heyse vertrouwde me toe
dat hij geen enkele novice tot professie toeliet
die niet die crisis, die beproeving doorstaan had.
Ook het echte bidden wordt daar geleerd.
Ook pas dan kunnen we Christus’ kracht ervaren,
ervaren dat Hij met ons is, ons herleven doet.
Zo moeten we leren bidden in alle levensomstandigheden.
Zo danken we bij het opstaan voor de nieuwe dag
ook al gaan we die met angst of weerzin tegemoet.
Laat zuiverend water dan het eerste contact met de werkelijkheid zijn.
Besef dat je van God bent, in zijn leven bent opgenomen.
Vraag deemoedig Gods hulp en zegen.
Weet dat je er bent om Gods aanwezigheid te zijn
voor ieder mens die je ontmoet.
Wees bereid om moeite, vernedering en vervolging te dragen.
Zoek tijd van pure aandacht voor Gods aanwezigheid in stilte en eenzaamheid.
Aanvaard dat je niet heilig bent.
Wees niet geestelijk gulzig en niet overdreven ascetisch.
Geniet van de aardse dingen en van goed gezelschap.