Onderricht op 20 december 2022



Bron van het onderricht:
Basil PENNINGTON, o.c.s.o., Inwendig gebed. Herontdekken van een oude christelijke manier van bidden. (Engelse titel: Centering Prayer. Renewing an Ancient Christian Prayer Form)

Onderricht op 20 december 2022

Volgens Basil Pennington is het bij de lectio divina niet enkel te doen om teksten uit de Bijbel te lezen
maar om lezend de stem van de Geliefde te beluisteren die nu tot ons spreekt.
Hij biedt ons een mooi fragment aan uit het Hooglied van de Liefde:
5, 2 Ik sliep, maar mijn hart was wakker. Daar hoorde ik mijn geliefde kloppen:
“Doe open, mijn zuster, mijn vriendin, mijn duifje, mijn schoonste. Mijn hoofd is nat van de dauw,
mijn lokken zijn vochtig van de nachtelijke nevels.”
3 “Maar ik heb mijn kleed al uitgetrokken, moet ik mij weer aankleden? Ik heb mijn voeten gewassen, moeten ze weer vuil worden?”
4 Daarop stak mijn lief zijn hand door het klinkgat. Ik kreeg met hem te doen
5 en stond op om de deur te openen voor mijn lief. Mijn handen dropen van mirre,
van mijn vingers vloeide de mirre op de handgrepen van de sluitboom. 6 Ik opende de deur voor mijn lief, maar mijn lief was weg, verdwenen. Ik ging achter hem aan, ik zocht naar hem, maar vond hem niet,
ik riep naar hem, maar er kwam geen antwoord.


7 Daar stiet ik op de wachters die de stad doorkruisten.
Zij sloegen mij, verwondden mij, ze rukten me mijn sluier af, de wachters van de stad!
8 Ik bezweer u, dochters van Jeruzalem,
als u mijn lief vindt, zeg hem dat ik ziek ben van liefde!
Dit fragment bevat veel
dat ons iets vertelt over ons inwendig gebed, over meditatie.
Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Het slapen wijst op het feit dat alles in ons tot rust is gebracht.

Ons begeven naar de plaats van onze meditatie is als ons te ruste begeven.
Maar toch zullen we innerlijk wakker zijn,
aandachtig aanwezig bij de immer aanwezige aan de deur van ons hart. In het Boek van de Openbaring wordt hiernaar verwezen:
5, 20 Ik sta voor de deur en Ik klop.
Als iemand mijn stem hoort en de deur opent,
zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.
Een aanvang nemen met ons inwendig gebed is de deur openen. Daartoe moeten we er zijn voor diegene die klopt,
alles opzij zetten, alle andere bezigheden staken, opstaan en de deur openen.
Ons bidden is een antwoord op het kloppen.
Zelfs als we ons gebed als een dorre en technische methode ervaren dan is dat bidden ook nog een antwoord,
want ook in de zgn. gebedstechniek is ons het biddend antwoorden gegeven.
Ik kreeg met hem te doen en stond op om de deur te openen.
Soms zijn we traag in het opstaan.
We hebben immers zoveel te doen, we zijn met zoveel bezig of we hebben ons genesteld in onze vroomheden.
Liefdevolle aandacht vraagt echter dat we onmiddellijk en alles loslaten.
Wat we vooral moeten loslaten
zijn onze goed klinkende rechtvaardigende bezwaren om te doen wat we eigenlijk moeten doen.
Zoals de bezwaren die de onwillige genodigden maken in de parabel uit het Lucas-evangelie:
14, 18 Maar zij begonnen zich allen opeens te verontschuldigen. De eerste liet hem zeggen:
Ik heb een akker gekocht en moet die noodzakelijk gaan bekijken. Ik verzoek u mij wel te willen verontschuldigen.
19 Een tweede zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en moet ze gaan proberen. Ik verzoek u mij te willen verontschuldigen.
20 Weer een ander: Ik ben zopas getrouwd. Daarom kan ik niet komen.
Er kunnen vele redenen zijn waarom we op het uur van het gebed niet present tekenen.
Maar ook de Geliefde tekent niet present als we dan de deur openen:
Ik opende de deur voor mijn lief, maar mijn lief was weg, verdwenen.
Inwendig gebed en meditatie leveren niet onmiddellijk een geweldige ervaring op van goddelijke aanwezigheid. En – zoals reeds vaker gezegd –

we zijn ook niet uit op dergelijke ervaringen.
Wie wel altijd aanwezig zijn, zijn de storende elementen
van gedachten en emoties en de niet begrijpende agressieve nachtwacht.
Daar stiet ik op de wachters die de stad doorkruisten.
Zij sloegen mij, verwondden mij, ze rukten me mijn sluier af, de wachters van de stad!
Ze kunnen de gedaanten aannemen van de redelijke argumenten om met het inwendig gebed, om met mediteren op te houden.

Op het kerstfeest vieren wij
bij de herdenking van de geboorte van Jezus van Nazaret, de Christus, de menswording van God, dat is,
dat God zich nabij en bereikbaar stelt in een mens,
dat Hij met ons één wordt opdat wij met Hem één zouden zijn, dat Hij dus mens wordt om ons te vergoddelijken.
Zijn eenheid met ons is zoals die van man en vrouw.
Ze doen veel samen, ze zijn veel samen en ze praten met elkaar over van alles.
Maar wat ze ook moeten kunnen
is gewoon samen stil aanwezig zijn met elkaar. Zo kunnen we ook over alles met God praten.
Maar we moeten vooral ook leren luisteren
en daarboven nog gewoon leren aanwezig zijn. Ook God wil in de eerste plaats met en bij ons zijn, zoals een ouder al blij is als hij of zij
het kind bij zich en in de armen kan houden zelfs al heeft het kind geen aandacht
voor die liefhebbende armen en ouder. Gewoon bij elkaar leren zijn,
waarbij woorden van geen belang zijn.
Maar deze woordloze nabijheid, dat woordloos stil samenzijn lijkt ons zo zinloos en is daarom zo moeilijk.
Er moet toch iets te doen en te zeggen zijn….
We kunnen toch ook niet zomaar bemind worden om niet!
En zo komen we bij het inzicht
dat ons gebed wel eerst en vooral zou kunnen bestaan
uit louter zitten, aanwezig zijn, zoals een kind zit op de schoot van de moeder, maar eventueel dan de wereld met de ogen aan het verkennen is.
In een werkje over de spiritualiteit van Meister Eckhart schrijft de dominicaan Patrick Lens:

Bidden heeft op de eerste plaats meer te maken met volhouden, soms uithouden, dan met echt doorvoeld contact met God.
We mogen ook als een kind op de schoot van de moeder zitten. God is een goede ouder.
Hij geniet vooral en vooreerst van onze aanwezigheid, niet van onze aandacht. Daarom moeten we onze meditatietijd nooit beoordelen.

https://www.youtube.com/watch?v=8d6OCpRZzP8&ab_channel=pannonia77