Tekst en onderricht november 2017
14 november 2017:
ER KOMEN ANDERE TIJDEN: OORDEEL EN FEESTMAAL
“Gelukkig al wie zijn maaltijd zal houden in het Rijk Gods.” (Lucas 14, 16-24)
Bijbellezing uit het evangelie van Lucas:
14, 15Een der tafelgenoten die dit hoorde, zei tot Hem:
'Gelukkig al wie zijn maaltijd zal houden in het Rijk Gods.'
16Hij antwoordde hem: 'Zeker iemand gaf een groot maal en nodigde veel gasten.
17Op het uur van de maaltijd zond hij zijn dienaar om aan de genodigden te zeggen: Komt, alles is gereed.
18Maar zij begonnen zich allen opeens te verontschuldigen.
De eerste liet hem zeggen:
Ik heb een akker gekocht en moet die noodzakelijk gaan bekijken.
Ik verzoek u mij wel te willen verontschuldigen.
19Een tweede zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en moet ze gaan proberen.
Ik verzoek u mij te willen verontschuldigen.
20Weer een ander: Ik ben zopas getrouwd. Daarom kan ik niet komen.
21Bij zijn thuiskomst bracht die dienaar dat alles aan zijn meester over.
Nu ontstak de heer des huizes in toorn en beval aan zijn dienaar:
Haast je naar de straten en stegen van de stad
en breng de armen, gebrekkigen, blinden en kreupelen hierbinnen.
22Toen de dienaar hem zei: Heer, wat gij bevolen hebt is gebeurd,
en nog is er plaats, 23droeg de heer zijn dienaar op:
Ga naar de wegen en de binnenpaden
en nodig de mensen dringend uit binnen te komen,
want mijn huis moet vol worden.
Tekst en onderricht oktober 2017
10 oktober 2017:
DE OPROEP TOT NAVOLGING (5-6)
“Jezus sprak tot hen: ‘Komt, volgt mij.’” (Marcus 1, 16-20; 2, 13-17)
Bijbellezing uit het evangelie van Marcus:
(a)16 Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep,
(b) zag Hij (c) Simon en de broer van Simon, Andreas,
(d) terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer;
zij waren namelijk vissers.
(e) 17 Jezus sprak tot hen: 'Komt, volgt Mij,
Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.'
(f) 18 Terstond lieten zij hun netten in de steek (g) en volgden Hem.
(a) 19 Iets verder gaande (b) zag Hij (c) Jacobus,
de zoon van Zebedeüs en diens broer Johannes;
(d) ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken.
(e) 20 Onmiddellijk riep Hij hen.
(f) Zij lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners in de boot achter
(g) en volgden Hem.
13Een andere keer ging Hij naar de oever van het meer;
al het volk kwam naar Hem toe en Hij onderrichtte hen.
(a)14In het voorbijgaan (b) zag Hij (c) Levi, de zoon van Alfeüs,
(d) aan het tolhuis zitten en (e) sprak tot hem: “Volg Mij.”
(f) De man stond op (g) en volgde Hem.
(Marcus 1, 16-20; 2, 13-17)
Lezing uit: Gerhard LOHFINK,
Jezus van Nazaret. Wat wou Hij? Wie was Hij?
Jezus roept afzonderlijke mensen om Hem na te volgen; Hij kiest ze zelf uit en spreekt ze zelf aan. (…) De Blijde Boodschap over de komst van Gods heerschappij is bij Jezus tot iedereen gericht. De consequentie van deze boodschap is ook tot iedereen gericht: de oproep tot ommekeer. De oproep om zijn leerling te worden daarentegen is niet tot iedereen gericht, maar tot diegenen die Hij uitkiest. Van hen verwacht Hij dat zij zijn onzeker zwerversbestaan delen, dat zij hun eigendom achter zich laten, dat zij hun familie verlaten en met Hem samenleven als een gemeenschap van leerlingen. Zij worden tot een nieuwe manier van leven geroepen; zij worden geroepen tot een erg onzeker en hard leven – en precies daarom veronderstelt een dergelijke roeping vrijheid van beslissen. Niemand mag tot zo’n weg gedwongen worden.
(o.c. blz. 138)
God is er al
Laurence Freeman maakt ons duidelijk dat vasten niet alleen “zaken loslaten” is maar dat de veertigdagentijd ook de tijd is om nieuwe zaken te beginnen of die te verdiepen. In zijn boek reikt Laurence Freeman de lezer telkens een bezinning aan bij de lezing van de dag.
Het heeft me ertoe aangezet om, naast de discipline van het mediteren, meer aandacht te besteden aan de Bijbel.
Na 40 dagen elke dag een Bijbeltekst te lezen met duiding, kreeg ik honger naar meer. Ik ben dit dagelijks blijven doen als inleiding op een meditatiemoment.
Wat voor mij begon als vasten – meer tijd vrij maken voor God en voor de verdieping van mijn geloof – werd een dagelijkse behoefte.
Lut
Tekst en onderricht september 2017
2 september 2017:
HET RIJK GODS EN HET VOLK VAN GOD
“De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij.” (Marcus 1, 14-15)
Bijbellezing uit het evangelie van Marcus:
14 Nadat Johannes was gevangengenomen,
ging Jezus naar Galilea
en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.
15 Hij zei: 'De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij.
Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.'
(Marcus 1, 14-15)
Lezing uit: Gerhard LOHFINK,
Jezus van Nazaret. Wat wou Hij? Wie was Hij?
Het ‘nu’ van het evangelie werd niet alleen in Nazaret niet aanvaard. Ook later in de geschiedenis van de kerk werd het telkens weer ontkend en gebagatelliseerd. En dit om dezelfde reden als in Nazaret. Blijkbaar zit het de mens dwars, als God in zijn leven concreet wil worden. Dan lopen de verlangens en voorkeuren van de mens gevaar. Ook zijn tijdschema’s. Het kan toch niet vandaag zijn, want dan zouden wij vandaag al ons leven moeten veranderen. Daarom wordt Gods heil liever naar de toekomst verschoven. Daar rust het hygiënisch goed verpakt, gespalkt, zonder gevolgen. Vaak intensiveert dit verdringingsproces het geloof in het hiernamaals. Maar het kan zich ook concreet tegen de kerk keren. Er bestaat een bepaalde vorm van minachting ten aanzien van de kerk die rechtstreeks voorkomt uit de weigering van het ‘vandaag’ dat Jezus verkondigt. Hier bedoelen we niet de scepsis of de haat van de buitenstaanders. Hier bedoelen we een minachting van de kerk die uit de binnenste kring van de kerk zelf komt en die daardoor zo vernietigend werkt, omdat gedoopten, die eigenlijk geroepen zijn om te getuigen van Gods tegenwoordigheid, niet langer geloven dat God in het hier en nu van de concrete aanstootgevende kerk zijn heil wil schenken.
Onderricht 19 juni 2018
Bron: Alla SELAWRY, Filokalia. Het innerlijk gebed, Ankh-Hermes, Deventer.
De uiteindelijke vrucht van het innerlijk gebed,
van het contemplatieve gebed, van meditatie,
is het ontstaan van de ‘innerlijke mens van het hart’,
de mens die verborgen leeft in Christus,
ook, de mens in wie Christus verborgen mag leven,
de mens die leeft in eenheid met Christus.
Het is een begenadigde toestand.
Laten we hier er nog even aan herinneringen dat Keating noteert
dat die begenadigde mens zich niet altijd bewust is van die begenadiging,
dat God de heiligheid van zijn heiligen
vooral voor de heiligen zelf verborgen houdt.
Die begenadigde toestand uit zich in het denken, spreken en handelen,
dat liefdevol, vredevol en vreugdevol is
en verder gekenmerkt door een grote vrijheid en moed.
Het denken, spreken en handelen wordt niet meer geleid
door het angstige en begerige ik-gerichte denken.
Er is innerlijke rust en vrede, wijsheid en inzicht,
een grote graad van zelfbeheersing en verdraagzaamheid,
er is deemoed en nederigheid
en de voortdurende gerichtheid op inkeer, bekering, goedheid en gebed,
en een verlangen naar stilte,
een verlangen dat geen teken is van een drang tot wereldvlucht,
maar tot meer leven in plaats van geleefd worden.
In dit begenadigd bestaan is bidden geen kwestie meer van denken,
van vroom nadenken en bezinnen, van woordformuleringen,
van zoeken naar passende, eigentijdse, goed klinkende zinnen,
maar een kwestie van het hart, van een bewustzijn van aanwezigheid,
van een verlangen ook van aanwezig zijn bij God, niet alleen bij God
omdat die me innerlijke rust en comfort dient te verstrekken,
maar een innerlijk aanwezig zijn met God,
een aanwezigheid die zich ook zal vertalen in de wijze
waarop men bij mensen aanwezig is: met God.