Tekst en Onderricht november 2016
7 november 2016
uw naam worde geheiligd,
BIDDEN OMDAT JE GOD LIEFHEBT
Bijbellezing uit het boek Ezechiël (36, 16-38):
Het woord van de HEER werd tot mij gericht:
[17] ‘Mensenkind, toen het volk van Israël nog op zijn eigen grond woonde,
heeft het die door zijn wangedrag verontreinigd.
Zijn gedrag was in mijn ogen even onrein als het menstruatiebloed.
[18] Omdat ze bloed vergoten hadden
en het land door hun afgoderij verontreinigd hadden,
heb Ik mijn woede op hen gekoeld.
[19] Daarom heb Ik hen verspreid onder de volken en zijn ze verstrooid over de landen. Naar hun wangedrag heb Ik hen gevonnist.
[20] En bij alle volken waar ze kwamen schonden ze mijn heilige naam.
Want men zei over hen:
“Dit is het volk van de HEER, en toch heeft het zijn land moeten verlaten.”
[21] Maar de eer van mijn naam ging Mij aan het hart,
mijn heilige naam die door het volk van Israël ontheiligd is
onder de volken waar ze gekomen zijn.
[22] Zeg daarom tegen het volk van Israël:
“Zo spreekt de Heer GOD: Ik ga ingrijpen, doch niet omwille van u,
maar omwille van mijn heilige naam,
die door u geschonden is bij de volken waar u terechtgekomen bent.
[23] Ik zal voor mijn grote naam, die geschonden is onder de volken,
die u bij hen geschonden hebt, weer eerbied afdwingen.
Door u zal Ik aan de volken tonen dat Ik de Heilige ben.
Zo zullen ze erkennen dat Ik de HEER ben – godsspraak van de Heer GOD.
[24] Ik zal u terugvoeren uit de volken,
u samenbrengen uit alle landen en u leiden naar uw eigen grond.
[25] Ik zal u met zuiver water besprenkelen
en u zult rein worden van al uw oneerlijkheid
en van al uw afgoderij zal Ik u reinigen.
Tekst en Onderricht oktober 2016
11 oktober 2016
Onze Vader, die in de hemel zijt,
FAMILIAIR MET GOD OMGAAN
Jesaja 63,7 – 64,11:
Een smeekpsalm.
De gunstbewijzen van de HEER wil ik bezingen,
de roemvolle daden van de HEER,
alles wat de HEER voor ons heeft gedaan,
zijn grote goedheid voor het huis van Israël,
de barmhartigheid die Hij ons bewees,
en de vele gunstbewijzen.
[8] Hij sprak: ‘Zij zijn mijn volk,
kinderen die hun woord van trouw niet breken.’
Hij is hun redder geweest [9] in al hun nood.
Niet een bode of een engel, maar Hijzelf heeft hen gered.
In zijn liefde en zijn mededogen heeft Hij hen verlost.
Hij heeft hen opgenomen en gedragen in alle dagen van weleer.
[10]Maar zij waren opstandig en tergden zijn heilige geest.
Zo werd Hij hun vijand, Hij streed zelf tegen hen.
[11]Het volk dacht aan lang vervlogen dagen, aan Mozes en de zijnen:
‘Waar is Hij nu, die eens de herder van zijn kudde uit de zee heeft gehaald;
waar is Hij nu, die zijn heilige geest in zijn hart heeft gelegd?
[12]Die Mozes aan zijn rechterhand, zijn grootse arm, geleidde;
die voor hen het water liet splijten
om zich een eeuwige naam te verwerven?
[13] Waar is Hij nu, die hen door diepe waterkolken leidde,
als paarden door de woestijn, die nergens struikelen,
[14]als vee dat in een vallei afdaalt?’
Antoon Vergote
27 juni 2017
Antoon VERGOTE, De Heer je God liefhebben. Het eigene van het Christendom
God liefhebben is ook deelnemen aan Gods liefde
die zich aan de mens wil meedelen en zijn vreugde, zijn kracht en vrede wil zijn.
Echter willen dat de liefde tot God en de naastenliefde gratuit zijn,
absoluut zuiver, zonder verlangen, dat is eenvoudigweg het verschil tussen God en mens miskennen.
De liefde van een mens tot God is zuiver voor zover zij, geënt op de verlangens,
deze omvormt en bekeert, zodat de mens aan Jezus Christus zeggen kan: uw God zal ook mijn God zijn.
Die liefde is ook verlangen, verlangen om God lief te hebben,
een verlangen dat God zelf opwekt in de mens die zich voor Hem openstelt.
Die liefde realiseert zich ook door de verandering van de natuurlijke verlangens,
een verandering die God bewerkt en waarop de mens stap voor stap ingaat.
Tekst en onderricht september 2016
13 september 2016:
BIDDEN ZOALS JEZUS
“Heer, leer ons bidden…” (Lucas 11, 1-13)
[1] Eens was Hij ergens aan het bidden.
Toen Hij opgehouden was, vroeg een van zijn leerlingen Hem:
‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’
[2] Hij zei tegen hen:
‘Wanneer je bidt, zeg dan:
Vader,
uw naam worde geheiligd,
uw koninkrijk kome;
[3]
geef ons elke dag het nodige brood
[4]
en vergeef ons onze zonden,
want ook wij vergeven ieder die ons iets schuldig is,
en breng ons niet in beproeving.’
[5] Daarop zei Hij tegen hen:
‘Stel dat je midden in de nacht naar een van je vrienden gaat
om te vragen: “Vriend, leen me drie broden,
[6] want een vriend van me is na een lange reis bij mij aangekomen
en ik heb niets om hem voor te zetten.”
[7] Zou die ander daarbinnen antwoorden:
“Val me niet lastig. De deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed.
Ik kan niet opstaan om ze je te geven”?
[8] Welnee, hij staat op en geeft je wat je nodig hebt;
is het niet omdat je zijn vriend bent, dan toch vanwege je vrijpostigheid.
[9] Ik zeg jullie: vraag en jullie zal gegeven worden,
zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan.
[10] Want ieder die vraagt, krijgt; wie zoekt, vindt;
en voor wie klopt, zal worden opengedaan.
[11] Welke vader onder jullie zal zijn kind,
als het om een vis vraagt, in plaats daarvan een slang geven?
[12] Of een schorpioen, als het om een ei vraagt?
[13] Als jullie dus, slecht als je bent,
het goede weten te geven aan je kinderen,
hoeveel te meer zal dan de hemelse Vader
de heilige Geest geven aan degenen die Hem erom vragen.’
Edith van den Goorbergh, Theo Zweerman
23 mei 2017
Edith van den GOORBERGH en Theo ZWEERMAN, Franciscus van Assisi. Over zijn evangelische bezieling en de betekenis ervan voor deze tijd
“Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden”. Een dienaar van God kan niet weten hoeveel geduld en nederigheid hij in zich heeft, zolang aan zijn wensen voldaan wordt. Maar wanneer de tijd komt dat zij die aan zijn wensen zouden moeten voldoen, hem het tegendeel aandoen, zoveel geduld en nederigheid als hij dan heeft, zoveel heeft hij en meer niet.’ (Vermaning 13)
Kenmerkend voor het geestelijke leiderschap van Franciscus
is de nadruk die hij op echtheid van het gedrag legt.
Telkens weer klinkt in zijn wijsheidsspreuken de vraag door,
of de gesteltenis die mensen in hun vroom gedrag schijnen te manifesteren wel echt is.
Beantwoordt het aan hun innerlijke werkelijkheid? (…)
Geconfronteerd met religieuze gedragingen ontmaskert hij
wat niet méér is dan schone schijn, voorspiegeling of namaak.
Deze kritische zin en dit verlangen naar eerlijkheid heeft in een bepaald opzicht iets heel moderns. Franciscus staat echter terzijde van de moderne mentaliteit, voorzover daarin de kritische zin ontaardt