Startdag Werkjaar 2018-2019
“AL WAT WE ZIJN, IS GENADE…”
Muziek en zang die aansluiten bij stilte
Essentieel in de geloofsbeleving is het bewustzijn van eenheid met God, het besef dat er een God is die zich in ons aan ons geeft als levenskracht. Gebed en liturgie moet dat bewustzijn levendig houden en voeden. Daarin zijn stilte, muziek die daarbij aansluit en poëzie onmisbare elementen. Vervolgens is er ook het bewustzijn dat die liefdevolle God ons oproept tot liefde, tot verantwoordelijkheid en zorg. Het gaat over de verantwoordelijkheid en zorg voor de medemens, voor rechtvaardigheid, voor vrede en voor de schepping. Ook dit laatste is wezenlijk voor de christen. In de ‘scheppingsperiode’ (1 september – 4 oktober, feest van Sint-Franciscus) wil de Kerk onze aandacht vestigen op de noodzaak van een houding van liefde, verantwoordelijkheid en zorg voor de schepping, voor de natuur en alle levende wezens. Dit vraagt om bekering: een andere houding tegenover de natuur.
Festina lente (Tertio nr 967)
“Hoe komt het toch dat wij, schamele mensen, altijd denken dat alles snel moet gaan?”
Ik zit aan tafel. We eten in stilte. Ik kijk, wat dromerig, naar buiten. Maar het kijken zonder zien verandert. De ontzaglijke bomen, die in het abdijpark hun takken wiegen tegen de achtergrond van een felblauwe zomerlucht, wekken mijn mijmering. Bewonderend sla ik hun gestadig bewegen gade.
En plots besef ik hoe ontzettend veel tijd het hun gekost heeft om zo groot te worden. Ik bedenk hoe wonderlijk minuscule celletjes elk van hun door wind bewogen blaadjes voeding brengen, en hoe dag na dag hun stammen jaarringen markeren.
Matteüs 6, 25-34
Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. [...] Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben.
Lucas 10,21
Op dat moment begon hij, vervuld van de heilige Geest te juichen en zei: “Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt u het gewild.” (vertaling NBV)
Toen ik klein was of zelfs toen ik al wat groter was, hield ik niet van deze tekst. Ik vond Jezus ronduit oneerlijk. Zoals u kan vermoeden was ik niet de slechtste noch de traagste leerling van de klas, dacht ik dat ik een aardig mondje jonge wijsheden te vertellen had, en rekende ik mezelf dus bij de ‘verstandigen’ in Jezus uitspraak. Ik vond het niet rechtvaardig dat voor hen ‘deze dingen verborgen gehouden werden’, en dat God het dan ook echt nog ‘zo gewild’ had...
Jeremia 1,4-9
De HEER richtte zich tot mij: ‘Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken gemaakt.’ Ik riep: ‘Nee, HEER, mijn God! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong.’ Maar de HEER antwoordde: ‘Zeg niet: “Ik ben te jong.” Richt je tot iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag. Wees voor niemand bang, want ik zal je terzijde staan en je redden –spreekt de HEER.’ – (vertaling NBV)
De profeet Jeremia is in de christelijke traditie een van de zogenaamde ‘grote profeten’. Een literaire en theologische figuur die een boek, dat weliswaar geleidelijk gegroeid is en verschillende redacties onderging, op zijn naam kreeg... Het bevat gedachtegoed dat eeuwenlang en generaties door mensen geïnspireerd heeft en dat hopelijk nog mag doen in deze reflectie. Maar de man om wie het gaat, had het – blijkens dat boek – niet makkelijk. We spreken in het Nederlands niet voor niets over ‘jeremiëren’, een klaagzang aanheffen. Jeremia klaagt. Meer nog, hij zaagt soms de oren van Gods hoofd! Hij worstelt met zijn roeping. Hij wordt versmaad en uitgelachen. Hij hoort nergens bij, als teken aan de wand voor zijn volk. En al van in het begin, bij de eerste passage die zijn roeping beschrijft en die we hier lezen, zien we dat hij weerstand biedt. Hij voelt zich niet opgewassen tegen zijn taak. Maar even krachtig stelt God hem meteen gerust. Hij is niet te jong, en hij hoeft voor niemand bang te zijn; God zelf zal hem terzijde staan.