Lezing 22 septmeber 2020

STILTE: TIJD EN PLAATS VAN ONTMOETING
Stilte als sleutel tot het ervaren van goddelijke aanwezigheid.

De smaak van de stilte   

Van Benedictus wordt gezegd dat hij woonde bij zichzelf.
Is het niet prachtig als je dit van een mens kunt zeggen?
Krijg je niet meteen zin om zo iemand te ontmoeten?
Deze woorden hebben in mij in ieder geval een verlangen gewekt, toen ik ze hoorde.
Ik wou dit thuis zijn bij mezelf leren, hoezeer het mij ook afschrok.
Sindsdien probeer ik elke dag tijd te maken om in stilte bij mezelf te zijn.
Al is het maar een half uur of tien minuten.
Het is een manier om voeling te krijgen en vooral ook te houden met jezelf en het wezenlijke,
in een maatschappij die aan alle kanten aan ons trekt.
Het vergt moed om in stilte bij jezelf te vertoeven.
Zelfkennis is dé weg naar mildheid, begrip en mededogen
ten opzichte van de mensen met wie we samenleven en werken.


‘Wie zichzelf kent, veroordeelt niemand’ zeggen de woestijnvaders.’ (…)
Maar, ‘Als we stilvallen, krijgen onze demonen vrij spel’, zeggen monniken.
Zonder dat we iets hebben om ze achter weg te steken of iemand om ze op af te schuiven.
Het uiterlijk lawaai wordt vervangen door innerlijke onrust en dat is beklemmend.
In hun ogen is juist die pijnlijke confrontatie een kans.
De kunst is om juist dan niet weg te lopen van jezelf.
Je moet ‘op je cel blijven’ en de innerlijke onrust durven uit te houden.
De benedictines Johanna Domek verwoordt het treffend:
‘Innerlijk lawaai kan behoorlijk uitputten.
Waarschijnlijk vluchten veel mensen daarom in de afleiding van uiterlijke achtergrondgeluiden.
Ze laten zich liever daardoor overspoelen.
Maar wanneer je geestelijk wil groeien, moet je in de kamer van je geestelijk geraas blijven en volhouden.
Je moet stil en eerlijk in Gods aanwezigheid blijven zitten, tot het geraas verstomt
en je hart geleidelijk wordt gereinigd en gestild.’
Door de stilte ga je meer verantwoordelijkheid voelen voor de manier waarop je in het leven staat.
Je wordt behoedzamer in de manier waarop je met mensen en dingen omgaat.
In dit taai proces ontdek je dat je met alles en iedereen verbonden bent.
Tegelijk ga je je mensen en dingen veel minder toe-eigenen.
Je kunt ze laten zijn zoals ze zijn. (…)
Ook Kierkegaard wijst op het onschatbaar belang van stil worden in zijn sublieme overweging
bij de ‘lelies in het veld’ uit het Matteüs evangelie.
De lelie in het veld is één van zijn beelden van het onuitsprekelijke.
Wij zijn de lelie.
We staan geplant in het leven en het is wachten op de lente.
Maar kunnen wij geduld opbrengen om te wachten?
Zijn wij stil en zwijgzaam genoeg om het ogenblik van de lente te treffen?
Durven wij momenten in te bouwen waarin we ons ver houden van alle gepraat,
zodat we het ogenblik van de lente opmerken en weten te benutten?
Moeten we door de winter vooraleer we in staat zijn om de lente op te merken?
Ik zie het dikwijls gebeuren.
Vaak is het zo dat mensen door een lang en moeilijk gevecht met engelen en duivels gaan,
vooraleer ze echt stilvallen.
Om in die stilte verwonderd vast te stellen dat het oude perspectief kantelt.’

(Uit: Bieke VANDEKERCKHOVE, Hoe ik bij mezelf ben gaan wonen)