Voorbij lezing 22 oktober 2019

Visioen van vriendschap
Aelred van Rielvaulx  osc (1110-1167)


Trek vooral niet in twijfel dat vriendschap uit liefde voortkomt. Wie kan van een ander houden, die niet van zichzelf houdt? Want de liefde voor je naaste moet een afspiegeling zijn van de liefde waardoor je jezelf waardevol vindt. Maar wie zichzelf of anderen tot schandelijk of onwaardig gedrag aanzet, houdt niet van zichzelf. Het eerste wat je dus moet doen, is jezelf zuiveren door nergens aan toe te geven wat slecht voor je is en niets na te laten wat je kan verrijken. Als je eenmaal zo jezelf bemint, moet je volgens dezelfde regel van je naaste houden. Aangenomen dat deze naastenliefde een grote groep mensen insluit, dien je dan ook keuzes te maken wie van hen je toelaat in de intieme vertrouwelijkheden van de vriendschap en aan wie je overvloedig je genegenheid schenkt. Je geeft je dan bloot tot in je diepste wezen, tot ingewand en merg, de gedachten en roerselen van je hart. Wie je vriend wordt, bepaal je niet door zomaar achter je gevoel aan te sjokken, maar op grond van het inzicht van je verstand. Je ontdekt verwantschap in gedrag en je contempleert in hem de deugden.

Dan breekt de tijd aan om je volledig aan je vriend te geven, niet lichtzinnig, maar in een sfeer van vreugde. Dat je regelmatig je welwillendheid en liefde toont, is vanzelfsprekend. Daarna volgt de test voor zijn trouw, zijn loyaliteit en zijn geduld. Geleidelijk deel je met elkaar je plannen, groeit er een gelijke gerichtheid, en ga je zelfs uiterlijk op elkaar lijken.

Want vrienden moeten zo gelijkvormig worden, dat wanneer ze elkaar ontmoeten, de gelaatsuitdrukking van de een zich weerspiegelt op het gelaat van de ander, of deze nu terneergeslagen is door droefheid of straalt van blijdschap. Als je aldus je vriend gekozen en beproefd hebt, als je ervan overtuigd bent dat hij nimmer iets onbetamelijks zal vragen of zelf op zo’n verzoek ingaan, wanneer het voor je vaststaat dat hij vriendschap niet als profijt maar als deugd beschouwt, dat hij vleierij en hielenlikkerij veracht, dat hij met inachtneming van de discretie toch vrijmoedig durft te zijn, dat hij een berisping kan hebben en in zijn liefde voor jou standvastig blijft en trouw, dan zul je dat spiritueel genot smaken waar de psalmist over spreekt: ‘Hoe goed, hoe weldadig, broeders te wezen en samen te zijn’.

Hoe voordelig is het om verdriet met elkaar te delen, je voor elkaar in te spannen, elkanders lasten te dragen, jezelf met liefde voor de ander weg te cijferen en zijn wil en noden boven die van jou te stellen. In zware tijden verdedig je hem en vang je klappen voor hem op. En hoezeer geniet je ervan samen gesprekken te voeren, interesses te delen, alles samen te verkennen en in alles volkomen op één lijn te zitten. En daarbij komt dan nog het gebed voor elkaar. Met hoe meer affectie je bidt voor je vriend: tranen vloeien voort uit angstige bezorgdheid, wellen op uit genegenheid, of worden gestort uit smart, des te meer effect zal het gebed sorteren. Wie zo voor zijn vriend tot Christus bidt en omwille van zijn vriend door Christus verhoord wil worden, richt zich vol aandacht en verlangen tot Christus zelf. Zo kan het gebeuren dat even plots als ongemerkt de ene liefde in de andere liefde overvloeit. We raken als het ware van dichtbij de zoetheid van Christus zelf en beginnen te ‘smaken hoe zoet’ en te ‘ervaren hoe zacht Hij is’.

Zo klimmen we van de heilige liefde waarmee we onze vriend omhelzen op, tot die waarmee we Christus omhelzen. En zo zullen we vol vreugde de spirituele vrucht van de vriendschap proeven, terwijl we de volheid van alle dingen verwachten in de toekomst. Dan zal de vrees zijn weggenomen waardoor we thans nog angstig bezorgd zijn voor elkaar. De moeilijkheden zullen zijn verdreven die we heden nog voor elkaar moeten doorstaan. Tezamen met de dood zal de angel van de dood vernietigd worden die ons nu vaak nog steekt en geselt en waardoor we aan elkaar lijden. Dan zullen we ons veilig voelen en ons verheugen over dat hoogste goed dat in eeuwigheid blijft: de vriendschap. En die vriendschap, waarin we thans nog maar een klein aantal mensen kunnen opnemen, zal dan uitstromen naar alle mensen en van alle mensen terugstromen in God, wanneer ‘God alles in allen zal zijn’.


Uit Over spirituele vriendschap III, 128-134. Aelred van Rievaulx, Affectus.
De spirituele kracht van vriendschap en liefde. Damon, 2010, blz. 133-135.