Tekst en Onderricht op 6 mei 2025
Onderricht op 6 mei 2025
Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen
door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden. (Mc 8, 34-35)
Dit vers staat werkelijk centraal in het Marcusevangelie, het evangelie, waarvan nogal wat exegeten denken
dat het geschreven is voor de christenen van Rome, als een laatste catechese voor de catechumenen die in de paasnacht gedoopt werden.
Het evangelie wil een antwoord bieden op twee vragen:
wie is die Christus die jullie (catechumenen – doopkandidaten) willen navolgen, en wat houdt die navolging in?
Wat betekent het dus christen te zijn?
Christen zijn is een leven leiden waarin we ons beijveren om de meest volledige vorm van mens zijn te bereiken, eigenlijk, waarin we de Geest toelaten
ons tot die nieuwe mens, de gelijke van Christus, te hervormen. Dat beijveren of dat toelaten houdt in dat we onszelf verloochenen, dat we ons ‘leven verliezen’, en dat betekent
dat we angst en egoïsme als de leidende principes van ons leven loslaten, dat we het op onszelf gerichte bewustzijn laten omvormen
tot zuivere aandacht voor de ander,
dat we ophouden met een op zelfanalyse gericht denken
dat meestal slechts onware en ondoelmatige gedachten voortbrengt. De mens kent angst voor de dood. Sterven vervult de mens met vrees. Er is dus weerstand tegen zelfverloochening vanwege het ‘ik’
dat mij niet loslaat en, als ik er al in slaagde het gedeeltelijk los te laten, op een afstand of als een schaduw mij blijft volgen.
Het fluistert me voortdurend toe dat het sterven niet hoeft, niet zinvol is en dat ik trouwens mezelf nog niet kan loslaten
omdat ik mezelf nog niet volledig gerealiseerd heb,
zoiets als: “Er is nog zoveel te zien, te doen, te realiseren…”
Maar mijn volledig gerealiseerde ik is niet de persoonlijkheid
die kwantitatief zoveel mogelijk bereikt heeft.
In een mooie vertaling lezen we in het Boek Wijsheid van Jezus Sirach:
Voor een mens is niet alles bereikbaar omdat elk mensenkind sterfelijk is.
Mijn volledige en ware ik is dat ik dat nu liefheeft in eenheid met God. Ik heb bovendien mezelf niet te realiseren.
Mijn ware zelf is niet wat ik realiseer, wat ik probeer waar te maken. Ik creëer eigenlijk slechts een imago.
Mijn ware zelf ontvang ik en ervaar ik in eenheid met God en niet in communio met de wereld.
Precies dat zelf dat in eenheid met de wereld is ontstaan
- Von Dürckheim noemt het het ‘Wereld-ik’ –
dien ik los te laten en te verliezen.
En wie liefheeft is steeds volkomen zichzelf, tenminste als de liefde echt is,
een liefde waarin je jezelf verliest, jezelf geeft, alle denken over jezelf wegvalt
en alle aandacht van jezelf is afgewend.
Men kan en durft zichzelf in zo’n liefdesrelatie geven wetend dat zo’n relatie ook eindig is,
maar beseffend dat men participeert aan een zijn dat mijn eindigheid en beperktheid overstijgt, aan goddelijke liefde die niet eindig is.
Loslaten is hier dus afzien van iedere vorm van zelfrealisatie en zelfhandhaving die ikzelf in handen wil houden, beheersen en bestendigen.
Meditatie is een oefenen en beleven van dit loslaten en sterven.
https://www.youtube.com/watch?v=GzzriTYcxlg&ab_channel=Score%27s Animation
* Inspiratie voor het onderricht wordt in dit werkjaar geput in het werk Laurence FREEMAN,
Sprekende stilte. Over christelijke meditatie, Lannoo, Tielt.