Tekst en onderricht oktober 2025

 


“IK GELOOF IN…”
BIJBELSE GRONDSLAGEN VAN ONZE GELOOFSBELIJDENIS




Gebed:

Geef ons Uw Woord, Heer,
en maak ons voor Uw Woord open en aandachtig.
Uw Woord waarin Gij U openbaart en wij ons ware wezen herkennen.
Uw Woord dat ons verruimt en verrijkt, ons inspireert tot het hoogste,
het meest menselijke, het goddelijke.
Uw Woord dat ons leidt
om scheppend en verrijkend in het leven te staan, liefdevol, vredevol en vreugdevol.
Uw Woord dat ons oproept om Uw Zoon te volgen
en deel te nemen aan het Koninkrijk. Geef dat wij er nooit verstoken van zijn. Amen.


Js 63, 7-19

7 De blijken van Jahwe's trouw wil ik bezingen,
de roemvolle daden van Jahwe, alles wat Jahwe voor ons heeft gedaan,

zijn grote goedheid voor Israëls huis, het mededogen dat Hij ons bewees, en de vele blijken van zijn trouw.
8 Hij sprak: Zij zijn toch mijn volk, kinderen die hun woord van trouw niet breken. Hij is hun redder geweest 9 in al hun nood.
Niet een bode of een engel, maar Hij heeft hen zelf gered. In zijn liefde en zijn mededogen heeft Hijzelf hen verlost.
Hij heeft hen opgenomen en gedragen, in alle vroegere dagen. 10 Maar zij waren opstandig en bedroefden zijn heilige geest. Zo werd Hij hun tot vijand, Hij zelf streed tegen hen.


11 Het volk dacht aan lang vervlogen dagen, aan Mozes en de zijnen:
`Waar is Hij nu, die eens de herder van zijn kudde uit de zee heeft gehaald? Waar is Hij nu, die zijn heilige geest in diens hart heeft gelegd?
12 Die zijn luisterrijke arm naast Mozes liet voortgaan,
die voor hen uit het water liet splijten om zich een eeuwige naam te verwerven? 13 Waar is Hij nu, die hen door diepe waterkolken geleidde,
als paarden door de woestijn, die nergens struikelen, 14 die hen geleidde als vee dat in een vallei afdaalt? De geest van Jahwe vergezelde hen.
Ja, zo zijt Gij uw volk voorgegaan, om u een luisterrijke naam te verwerven. 15 Zie toch vanuit de hemel neer, vanuit uw heilig en heerlijk paleis.
Waar blijft uw ijver en uw kracht?
Waarom uw mededogen en uw erbarmen onderdrukken? 16 Gij zijt toch onze vader. Abraham kent ons niet meer, en Israël wil niet meer van ons weten.
Gij, Jahwe, zijt onze vader, van oudsher heet Gij onze verlosser. 17 Waarom, Jahwe, liet Gij ons van uw wegen afdwalen,
waarom liet Gij ons hart verstenen, dat het U niet meer vreest?
Keer terug, wees uw dienstknechten ter wille, de stammen die uw eigendom zijn. 18 Hoe kort had uw heilig volk het land in bezit.
En nu treden onze vijanden uw heiligdom met voeten!
19 Wij zijn geworden, als had Gij nooit over ons geregeerd, als was uw naam nooit over ons uitgeroepen.
Mocht Gij de hemel toch openscheuren om af te dalen! De bergen zouden wankelen voor uw aangezicht.
Ps 89, 20-30
20 Voormaals hebt Gij het, in een gezicht, uw getrouwen onthuld - toen Gij zeide: 'Op een held deed mijn bijstand Ik dalen.
Ik verhief uit het volk een verkorene:
21 mijn knecht David heb Ik ontwaard, hem gezalfd met mijn heilige olie.
22 Hem zal mijn hand wezen tot steun, mijn arm zal hem sterkte verlenen.
23 Geen vijand zal hem overvallen, geen zoon des kwaads hem doen bukken.
24 Zijn belagers vel Ik voor zijn ogen, zijn haters zal zelf Ik verslaan.
25 Want met hem is mijn trouw, mijn genade. Door mijn naam verheft zich zijn hoorn.
26 En dan leg Ik zijn hand op de zee, zijn rechterhand op de stromen.
27 Gelijk hij mijn naam zegt: 'Gij mijn Vader, mijn God, mijn rots en mijn heil',
28 zo doe Ik hem mijn eersteling wezen, boven koningen der aarde troont hij.
29 Ik verzeker hem eeuwig mijn gunst, mijn verbond met hem - het houdt stand,
30 en zijn zaad zet voor eeuwig Ik voort, zijn troon als de dagen des hemels.

Mt 6, 25-34

25 Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en wat ge zult drinken,
en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken.

Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de kleding? 26 Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet
en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij dan niet veel meer dan zij?
27 Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen?
28 En wat maakt gij u zorgen over kleding?
Kijkt naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen.
29 Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen.
30 Als God nu het veldgewas dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen?
31 Maakt u dus geen zorgen over de vraag:
wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken? 32 Want dat alles jagen de heidenen na.
Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. 33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid:
dan zal dat alles u erbij gegeven worden.
34 Maakt u dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt voor zichzelf.
Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed.

Duiding

Veel termen van onze geloofsbelijdenis hebben nood aan hermeneutiek, het blootleggen van de werkelijke betekenis ervan,
of het duidelijk maken met welke betekenis en bedoeling ze gebruikt worden.
Want veel termen in de geloofstaal en zeker in de geloofsbelijdenis
zijn het ‘slachtoffer’ van verkeerde interpretatie,
natuurlijk omdat ze voor verkeerde interpretatie vatbaar zijn.
Men zou dan kunnen voorstellen om die woorden te schrappen
of te vervangen door woorden die niet vatbaar zijn voor misinterpretatie.
Dat zou er dan op neerkomen dat je in een keuken
alle keukengerei verwijdert, want bijna alles kan er als moordwapen gebruikt worden,
dus ‘slachtoffer’ worden van misbruik, een gebruik dat niet
aan de bedoeling van het ontwerp van het voorwerp beantwoordt. Tot het bedreigde keukenjargon van de geloofstaal behoren zeker de termen ‘Vader’, ‘almacht’ en ook ‘Schepper’,
waarmee de geloofsbelijdenis aftrapt.

Als aanspreektitel voor God komt ‘vader’ zeer frequent voor
in het Nieuwe Testament en in het onderricht van Jezus van Nazaret. In het Oude Testament is dit slechts 14 keer het geval.
Om meteen de hermeneutiek van de Bijbelse aanduiding van God als vader te openen, noteer ik hier graag dat ik Jozef als de echte vader van Jezus beschouw.
Daarmee bedoel ik niet dat ik hem als de biologische vader, de verwekker, aanduidt. Wel als de man, die Jezus heeft opgenomen in zijn onvoorwaardelijke liefde,
die Jezus als zijn zoon geadopteerd heeft,
werkelijk zorg en verantwoordelijkheid voor hem gedragen heeft, waardoor Jezus zich aanvaard en bemind wist, graag gezien, waardoor Jezus wist dat Hij voor Jozef niet alleen bron van zorg was,
misschien als kind zelfs bron van ergernis, maar vooral bron van vreugde, dat Hij aan het leven en werken van Jozef zin en betekenis gaf.
Iemand dus, bij wie Jezus mocht ervaren wat Hij tijdens zijn doop kon ervaren, namelijk dat iemand tot Hem zei:
“Jij bent mijn beminde Zoon, in jou heb ik welbehagen.’
Gelukkig de kinderen die zo’n vader in hun biologische vader mogen ontmoeten.

En dat zullen er waarschijnlijk heel veel zijn.
Maar er zijn helaas ook andere ervaringen met biologische vaders en met mensen die zich als vaderfiguren opwerpen.
Stalin werd ook soms ‘vadertje Stalin’ genoemd….
en in de Kerk hebben niet alle ‘mon père’s zich als liefdevolle vaders gedragen.
In een eucharistisch dankgebed bidden we:
De boodschap van Jezus’ leven is: dat Gij met ons, uw mensen, begaan zijt, dat Gij zorg voor ons draagt zoals een moeder voor haar
en een vader voor zijn kinderen doet.
God ‘vader’ noemen zegt wie God voor ons is,
maar zorgt er ook voor dat negatieve ervaringen met vaders en vaderfiguren op God geprojecteerd kunnen worden en een godsbeeld ontstaat
van een boze tyrannieke patriarch of van een vaderfiguur
gekenmerkt door bezitterigheid, gezagsmisbruik, afwijzing, afwezigheid, iemand die angst inboezemt en van wie men zich bevrijden moet.
Zo’n ervaring zorgt voor een centraal probleem
in geloofsopvoeding en geloofsopvoeding, een probleem dat vaak onder de radar blijft.
Het probleem wordt niet opgelost door de aanspreking ‘vader’
gewoon door ‘moeder’ te vervangen hetgeen ook feministen zou plezieren. Hoewel misschien minder frequent zijn er ook negatieve moederervaringen, en naast de liefste moeders zijn er ook Medea-moeders die hun kinderen psychologisch en affectief kunnen doden of verstikken.
Hoewel er voldoende Bijbelteksten zijn waarin een dreigende en straffende God optreedt, is het Bijbelse vaderlijke godsbeeld en zeker Jezus’ godsbeeld
dat van een moederlijke vaderfiguur, vol liefde, tederheid, goedheid, zorg en nabijheid
en ook ‘onmenselijk’ vergevend.
Vergeten we niet dat deze eigenschap, goddelijke barmhartigheid, merkwaardig genoeg zowel in het Nederlands als in het Hebreeuws erg vrouwelijk is.
Want het Hebreeuwse woord voor ‘barmhartigheid’, ‘rechamim’ is het meervoud van ‘rechem’, hetgeen ‘baarmoeder’ betekent.
En in het Nederlands is in het woord ‘barmhartigheid’ het eerste deel, ‘barm’, eigenlijk een samentrekkende verkorting van ‘baarmoeder’.
Bij dat alles wordt in de Bijbel God gedacht als een ideale vader,
en is er eerder van ‘adoptie’ sprake en helemaal niet van verwekking. Als Jezus in zijn spreken over God als vader daar ‘uw’ aan toevoegt,
het dus in zijn verkondiging aan leerlingen en mensen heeft over ‘uw Vader’
- hetgeen in het Matteüsevangelie leidde tot ‘onze Vader’ in Jezus’ gebed –
dan brengt de aanspreking van God als vader een immense consequentie met zich mee, namelijk, een universele verbondenheid, het feit dat we allen broeders en zusters zijn. Ook deze consequentie klinkt in de geloofsbelijdenis door!
Is God als vader aanspreken en belijden voor ons erg vanzelfsprekend geworden, dit was in Jezus’ tijd en in de vroegste Kerk niet het geval!
Daarvan vinden we twee aanduidingen in de brieven van Paulus: De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen.
Gij hebt een geest van kindschap ontvangen,
die ons doet uitroepen: Abba, Vader! (Rom 8,15) En een bewijs dat ge zonen zijt:
Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die roept: Abba, Vader! Je bent dus niet langer slaaf, maar zoon. (Gal 4,6)
Als Jezus oproept tot bekering,
roept Hij meteen ook op tot geloof in de Blijde Boodschap. De Blijde Boodschap is dat God een liefhebbende Vader is en hetgeen voor het geloof in die boodschap kan zorgen
is de bekering, een andere manier van denken over God en God als vader.
Tot de apostel Filippus, die Jezus vraagt hen de Vader te tonen, te leren kennen,

zegt Jezus: Wie Mij ziet, ziet de Vader. (Jo 14,9)
Om het Bijbelse vader-Godsbeeld te kennen, kunnen we niet langs de Christus om, dus niet langs de mens in wie Gods liefde in zijn volheid verschijnt.
En buiten die Christus om kan niemand de goddelijke naam ‘vader’ dragen:
En noemt niemand van u op aarde vader.
Gij hebt maar één Vader, de hemelse. (Mt 23,9)
En in de universele liefdevolle mensengemeenschap,
die Jezus de leerlingen in het vooruitzicht stelt, zijn er geen vaders meer: Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,
of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers. (Mc 10,29-30) De belijdenis dat God vader is houdt ook de consequentie in in deze tijd alleen God als vader kennend,
zelf als God vader te zijn: genadig en barmhartig.
De almacht van God is alleen gelegen in diens liefde en barmhartigheid
en bestaat alleen in het vermogen om de mens door liefde en barmhartigheid innerlijke te transformeren, tot beeld van zichzelf te herscheppen.
En zeker is Gods almacht gelegen in het vergeven
wat voor mensen onvergeeflijk is en vergeven dus onmogelijk is.

Muziek: https://www.youtube.com/watch?v=zUvJO_MgVqs&list=RDzUvJO_MgVqs&sta rt_radio=1
When I am down and, oh, my soul, so weary When troubles come and my heart burdened be Then I am still and wait here in the silence Until You come and sit awhile with me
You raise me up so I can stand on mountains You raise me up to walk on stormy seas
I am strong when I am on Your shoulders You raise me up to more than I can be

Dat een godheid als een biologische vader
door verwekking de werkelijkheid heeft geschapen
is één van de vier voornaamste typen van schepping die in mythologieën voorkomt. Er is ook deze van schepping door werk, zoals boetseren.
Dan is er ook de schepping door strijd
waarbij de oermonsters van kwaad en chaos verslagen worden en er voor de mens levensruimte en tijd en licht ontstaat.
En dan is er nog de schepping door een autoritair performatief woord, een woord dat tot stand brengt wat het uitspreekt,
zoals dit in militaire bevelgeving en juridische uitspraken het geval is. In de Bijbel komen deze vier scheppingstypen als metaforen aan bod.
Maar er is daardoor blijkbaar beslist ruimte voor meer visies
op het ontstaan van de wereld en de mens, zoals een wetenschappelijke visie. Deze staat dus niet in tegenspraak met een gelovige visie op de wereld,
met een scheppingsgeloof, met wat de Bijbel zegt en leert over de werkelijkheid. Deze tegenspraak is het gevolg van een verkeerde interpretatie daarvan.
Daar hoort steevast de zgn. historisering bij:
de voorstelling van een metaforisch of mytisch verhaal alsof dit historisch ook zo gebeurd is!
Het Hebreeuwse werkwoord in Genesis 1,1 dat met ‘scheppen’ vertaald wordt is bara’.
Het komt 38x in het OT voor en heeft alleen God als onderwerp. Het is dus een vrij theologische term die vooral opduikt

in teksten van de Deutero- en Trito-Jesaja en in de jongste teksten van Genesis
en het duidt een meer theologisch en minder mythisch denken over de schepping aan.
Het zegt niets over het ‘hoe’ van het scheppen.
De betekenis ervan is zoiets als ‘doen ontstaan’, ‘zorgen dat het er is’.
En dat doen ontstaan of zorgen dat het er is is een totaal vrij initiatief van God.
Dat de werkelijkheid er is, is te danken aan Gods vrije wil.
En dat zorgt er voor dat de werkelijkheid zinvol is en een doel heeft. En de mens als deel van de werkelijkheid, van de schepping,
is ook bekleed met zin en zijn bestaan heeft ook een doel.
Voor de mens betekent dit, dat er is iets om aan mee te werken, dat er zin en betekenis is die wie kunnen realiseren
en dat wij daarvoor in alle vrijheid verantwoordelijkheid kunnen opnemen.
Vrijheid betekent hier niet dat de mens alleen aan zichzelf verantwoording dient af te leggen.
Dat de mens geschapen is en God dus zijn schepper is betekent dat de mens de mogelijkheid in zich draagt
om een keuze te maken om te beantwoorden aan wie en wat hij is,
om te worden wat hij is, om de zin, het doel van zijn leven te realiseren.
Als we God belijden als schepper dan zien we de werkelijkheid als gezegend, bezield met een levengevende kracht, met een verbindende kracht en met zin. In Genesis 1 wordt dat uitgedrukt in het Hebreeuwse woord toov,
hetgeen ‘goed’, maar ook ‘schoon’ betekent.
Goedheid en schoonheid zijn geen statische eigenschappen van iets zoals dat gezien wordt in een Griekse filosofie
die al te zeer het Bijbelse denken overschaduwde.
‘Goed’ en ‘schoon’ zijn begrippen die een ervaring uitdrukken,
namelijk deze van intense vreugde, omdat men met Gods ogen kijkt naar de werkelijkheid,
deze als schepping erkent, bekleed met zegening en zinvolheid.
En de mens is in wezen ‘zeer goed’.
De zin van zijn bestaan is immers deelnemen aan Gods wezen
en dit is te realiseren in een liefdevolle gemeenschap met medemensen, met en door en in de schepping, met de materie,
die dus niet slecht is, geen emanatie is van het kwaad. Daartoe heeft God de mens gezegend met verstand, wijsheid en bovenal met het vermogen om lief te hebben.
God belijden als schepper is dus zin en betekenis verlenen aan de schepping, zin en betekenis die meer is dan materie om te benutten,
bestuderen om beter te kunnen benutten.
De schepping is er ook om te bewonderen, om ze als mooi en goed te zien.

Muziek: https://www.youtube.com/watch?v=1bDoMflYErE&list=RD1bDoMflYErE&start_ radio=1

For the beauty of the earth For the beauty of the skies
For the love which from our birth Over and around us lies

Gracious God, to Thee we raise This our sacrifice of praise
For the beauty of each hour Of the day and of the night

Hill and vale, and tree and flower Sun and moon and stars of light
For the joy of ear and eye
For the heart and mind's delight For the mystic harmony
Linking sense to sound and sight
For the joy of human love Brother, sister, parent, child
Friends on earth and friends above For all gentle thoughts and mild
For each perfect gift of Thine To our race so freely given Graces human and divine
Flowers of earth and buds of heaven

Lezing:

Eigenlijk gaat het hier om een adoptie, om een vrije keuze. Dat hangt samen met de
verbondsidee. Voortaan ‘bezitten’ God en zijn volk mekaar wederzijds: ‘Ik zal uw God zijn en gij mijn volk’ (Lv 26,12). Die verbondsrelatie maakt van God de Vader van zijn volk, en van Israël Gods zoon. De koning van Israël zal dus ‘zoon van God’ worden genoemd, maar niet alleen hij, want de benaming geldt het hele volk. Met betrekking tot het aardse vaderschap moet de uitdrukking metaforisch worden begrepen. Ze verwijst niet naar de band tussen verwekker en verwekte, maar duidt op een affectieve relatie tussen het IK van de vader en het JIJ van de zoon. Zo kan God de God van Abraham, Isaak en Jakob worden genoemd. Vader-zijn wijst in de eerste plaats op een relatie.
Aan het vaderbeeld zijn twee aspecten: van de zoon uit gezien is het verbonden met gezag, van de vader uit gezien met goedheid. De zoon is zijn vader eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd. De vader is voor zijn zoon goed, teder, bezorgd, vergevingsgezind. Hij draagt zijn zoon, maar verwittigt hem ook. Toegepast op God, ligt ‘vader’ in dezelfde lijn als de metaforen ‘bruidegom’, ‘herder’ en ‘bevrijder’. (…)

Voor de God van de Bijbel is scheppen meer dan de initiële ‘vingerknip’ geven waarmee de wereld in haar bestaan wordt geroepen. Scheppen is een voortdurend proces, coëxtensief met de tijd van de schepping. Als God zijn ‘arm’ zou terugtrekken en de wereld niet meer ondersteunen, zou die, om het met de woorden van een
scheppingspsalm te zeggen, ‘weerkeren tot stof’, met andere woorden tot niets. Bij de schepping van de mens staat God een doelgericht plan voor ogen. De schepping is een eerste fase van een onderneming die met haar begint en de mens via een geschiedenis naar zijn geluk voert. Al die aspecten wekken de bewondering van de gelovige. De veelzijdige schepping is een wonder dat hem overstijgt.
(Bernard SESBOÜÉ, Ik geloof. Een uitnodiging voor de 21ste eeuw)