Tweede zondag van de advent 2025
Tweede zondag van de advent Jes 11,1-10 Rom 15,4-9 Mt. 3,1-12
Wij beleven vandaag een crisis van de christelijke godsdienst, een crisis die weliswaar de bredere crisis volgt van de wereld en de samenleving waarin we leven, maar die toch raakt aan de fundamenten van ons geloof. Het is de profetische en mystieke ziel van onze godsdienst die ziek is en deze crisis van de ziel heeft gevolgen voor het lichaam. De uitdaging is niet koste wat kost onze religieuze systemen en structuren overeind te houden, en zeker niet om het glorieuze verleden van de Katholieke Kerk te herstellen, maar om de oorspronkelijke inspiratie en de profetische betekenis van het Evangelie van Jezus Christus relevant te maken voor deze tijd, voor deze periode van de menselijke geschiedenis. De toekomst ligt ongetwijfeld voor ons, als we erin slagen het nieuwe met het oude te verbinden, en “een twijg te doen ontspruiten aan de stronk van Jesse, om de wortel van Jesse op te richten tot een banier voor de volken” (Jes 11,1.10), om het met de visionaire woorden van de profeet Jesaja uit de eerste lezing te zeggen.
In deze gezegende adventstijd beluisteren we terug de visionaire verhalen van de grote profeten, Jesaja en Johannes de Doper, en zien we de jonge Maria zich over het bergland spoeden om de oude, steriele Elisabeth de vreugdevolle boodschap te brengen van een nieuwe vruchtbaarheid. Jesaja schets ons een visioen van een wereld waar niet volgens de schijn maar met wijsheid en onderscheiding wordt geoordeeld, waar de ene mens niet een wolf is voor de andere, maar waar de wolf en het lam in vrede samenwonen, waar de kennis van de Heer het hele land bedekt als het water de bodem van de zee. Visie en visionair inzicht zijn essentieel voor het levendig houden van de hoop. Paulus schrijft dat alles wat eertijds werd opgetekend dient om ons te onderrichten zodat wij in hoop zouden leven (Rom 15,4). Waar horen wij vandaag nog mensen spreken met visie en inzicht? Zeker niet in de politiek waar het electoraal belang primeert boven het welzijn van de behoeftigen, of in de zakenwereld waar de graaicultuur het wint van bescherming van het milieu op lange termijn. Voor de ontwikkeling van een toekomstvisie en visionair inzicht hebben wij de grote monumenten nodig van onze cultuurgeschiedenis, waaronder de Bijbel, de geschriften van kerkvaders en mystici, en de poëzie van het liturgisch jaar. Wie zich van deze bronnen afsnijdt, verdort en valt ten prooi aan consumptie en minachting. Is het niet juist de minachting die onze samenleving thans regeert, minachting van het ego voor het lijden van de ander, minachting voor wat groter is dan het ik?
Johannes de Doper roept ons op tot een leven van bekering. Wij moeten ons bekeren van onze zelfgenoegzaamheid en het ons
terugplooien op onszelf. Wij moeten radicaal kiezen voor de kleine, nederige en bescheiden rest, die in eenvoud wandelt in het licht van Gods gelaat, gezuiverd door de beproeving die onze eigen zondigheid heeft veroorzaakt. Dat is de weg van de synodaliteit, een weg door de laatste pausen aangewezen als uitweg uit de ongezonde klerikale tendensen waar niet wordt geluisterd. Johannes is een stem die roept in de woestijn, om de weg voor de Heer te bereiden. Dat is een weg van luisterbereidheid en gebed, van zichzelf en elkander bevragen, en met spontaan en jeugdig enthousiasme met nieuwe voorstellen komen voor een dynamische en vreugdevolle kerk. Niet langer de zelfgenoegzame mentaliteit van “wij hebben Abraham tot vader, wie kan ons nog wat leren?” Maar geloven dat God zelfs uit stenen kinderen van Abraham kan verwekken. Het is de uitdaging om ons te zuiveren van dode werken en onze levenswijze in overeenstemming te brengen met de eisen van solidariteit en vrijheid die voortvloeien uit de incarnatie van onze Heer Jezus Christus.
Ik ben ervan overtuigd dat wij moeten terugkeren naar een oud concept van spiritualiteit dat genoemd wordt ‘imitatio Christi’. Wij moeten ons opnieuw laten onderwijzen door de historische en concrete praktijk van Jezus Christus, die sterker is dan “ik” en die ons zal dopen met de Heilige Geest en met vuur. Onze tijd, die een tijd is van storm en ontij, is daarom ook de tijd van Christus. Het huis dat op zand gebouwd is zal de stormen niet doorstaan maar wel het huis dat we bouwen op de enige Rots die bestand is tegen de storm: Jezus Christus. Meer nog: we moeten goed begrijpen wie de bouwer is; “Als de Heer het huis niet wil bouwen, vergeefs werken daaraan de bouwers”, zegt psalm 127,1. Het is van groot belang nauwkeurig onderscheid te maken tussen onze menselijke projecten – hoe oprecht en genereus ook – en de minder gemakkelijke maar profetisch impulsen van de Heilige Geest. Onze tijd is een tijd voor geïnspireerde mensen, niet voor ambtenaren. Onze tijd is een tijd voor mystici die, onbewust een nieuwe manier inluiden van christen-zijn en kerk-zijn, zoals dat het geval was bij alle grote hervormers in de kerkgeschiedenis. De Heilige Geest zuivert grondig de dorsvloer van ons hart, om er het kaf te verbranden en het goede graan op te slaan voor de spirituele honger van onze wereld. Amen.
Br. Guerric Aerden ocso Abdij van Prébenoît