Tweede zondag van de advent 2025

Tweede zondag van de advent Jes 11,1-10 Rom 15,4-9 Mt. 3,1-12

Wij beleven vandaag een crisis van de christelijke godsdienst, een crisis die weliswaar de bredere crisis volgt van de wereld en de samenleving waarin we leven, maar die toch raakt aan de fundamenten van ons geloof. Het is de profetische en mystieke ziel van onze godsdienst die ziek is en deze crisis van de ziel heeft gevolgen voor het lichaam. De uitdaging is niet koste wat kost onze religieuze systemen en structuren overeind te houden, en zeker niet om het glorieuze verleden van de Katholieke Kerk te herstellen, maar om de oorspronkelijke inspiratie en de profetische betekenis van het Evangelie van Jezus Christus relevant te maken voor deze tijd, voor deze periode van de menselijke geschiedenis. De toekomst ligt ongetwijfeld voor ons, als we erin slagen het nieuwe met het oude te verbinden, en “een twijg te doen ontspruiten aan de stronk van Jesse, om de wortel van Jesse op te richten tot een banier voor de volken” (Jes 11,1.10), om het met de visionaire woorden van de profeet Jesaja uit de eerste lezing te zeggen.

Lees meer...

Derde zondag van de AdventA 2025

Foto 2 klein br. Guerric met St Bernardus

Derde zondag van de AdventA Jes 35,1-10 Jac 5,7-10 Mt 11,2-11

Met Kerstmis vieren wij de komst van het goddelijk Woord in het vlees. Maar daarmee is het heil dat God aan de wereld belooft nog niet geheel vervuld. De mensgeworden God zal moeten sterven, als een graankorrel in de aarde. Hij zal opschieten tot nieuwe leven en zijn Geest uitstorten over de leerlingen die in Hem geloven. Daarna zal Hij onophoudelijk blijven komen, elke dag, elk uur, op discrete wijze in het hart van de gelovigen. En eens zal Hij wederkomen in zijn glorie, allen en alles vervullend in Hem. Jezus is de Komende. De vraag die Johannes de Doper in zijn gevangenschap via zijn leerlingen aan Jezus stelt: “Zijt Gij de komende?” moet dus in alle richtingen en vervoegwijzen positief beantwoord worden. Jezus is gekomen, Hij komt in het heden en zal komen in heerlijkheid. Toch geeft Jezus aan de leerlingen van Johannes alleen een onrechtstreeks antwoord.

Lees meer...

Homilie Kerkwijding van de basiliek van Lateranen 2025

 

Kerkwijding van de basiliek van Lateranen Ez, 1…12 Ps 45 1Kor 3,9…17 Joh 2,13-22

Jezus verandert radicaal de betekenis van de tempel te Jeruzalem, door zichzelf met deze tempel te identificeren. Ofschoon zijn volgelingen nog een tijdje het tempelcomplex te Jeruzalem bleven bezoeken om er aan de joden de woorden van leven van onze Heer Jezus Christus te verkondigen (Hand 5,20-21), was het voor hen toch duidelijk dat de enige ware tempel het gekruisigde en verrezen lichaam van Christus was. Had hun Meester daarover niet gezegd: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” (Joh 2,20)? De tempel van Jeruzalem, centrum van de Joodse eredienst vanaf het koningschap van Salomo, kon dus onmogelijk het centrum van de christelijke eredienst zijn. Dat centrum is het geïncarneerde en verrezen lichaam van Christus, en uiteindelijk de christenen zelf.
Paulus herinnert de Korintiërs eraan met de woorden: “Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God in u woont? De tempel van God is heilig en die tempel zijt gij” (1Kor 3,16).

Lees meer...

Homilie Drieëndertigste zondag C 2025

 

Drieëndertigste zondag C    Mal 3,19-20a  2Thess 3,7-12    Lc 21,5-19

Naarmate het liturgisch jaar naar zijn eind loopt, lijken we door de lezingen steeds meer door elkaar geschud te worden. “Want zie, de dag van de Heer komt!” (Mal 3,19) Op het eerste gezicht zijn die woorden van de profeet Maleachi, de laatste van de oudtestamentische profeten, weinig geruststellend, als hij er nog aan toevoegt “die dag zal branden als een oven” (Mal 3,19). En de reactie van Jezus op de lof van sommige leerlingen op de tempel zijn dat al evenmin. “Er zal geen steen op de andere blijven, alles zal verwoest worden!” (Lc 21,6)

Die tempel is een probleem. Vorige week hoorden we bij Johannes dat Jezus de hele handel eruit gooit en voorstelt hem zelfs af te breken, symbolisch welteverstaan. Vandaag blijft er van de tempel van Jeruzalem maar weinig meer over. We kunnen de profetie van Jezus dus als vervuld beschouwen. Hoe zijn de Joden aan die tempel geraakt? God was er van meet af aan tegen: Hij wilde zich niet laten opsluiten tussen muren en woonde liever onder tentzeil, dichter bij zijn volk en met hen meetrekkend (2Sam 7,5-7). Maar het volk dreef God in het nauw en sloot Hem op in het Heilige der Heilige. Het is makkelijk te leven met God als je weet waar Hij thuishoort. En nu voorspelt Jezus de verwoesting van die tempel, want hij is slechts mensenwerk (Mc 14,58) en God wordt niet bevat in dingen die door mensen zijn gemaakt. Bij dat nieuws van de verwoesting van de tempel van Jeruzalem voelen we misschien niet zoveel angst, maar vergeten we niet dat we, al dan niet bewust, andere tempels bouwen waarin we God denken op te sluiten, zodat we onze kleine, comfortabele levens kunnen voortzetten. Durven we ons de vraag te stellen welke die tempels zijn waarin we God hebben geplaatst om Hem bij de hand te hebben als we Hem nodig hebben en Hem veilig op afstand te houden als Hij ons te veel ergert of lastigvalt? Ook over die tempels zegt Jezus: “Wat ge daar ziet: de dagen komen dat er geen steen op de andere zal blijven, alles zal verwoest worden”. En gelukkig maar dat God al die tempels vernietigt, waarin we Hem “haalbaar” en “verteerbaar” maken, een god op onze eigen kleine maat. Immers, in het hemelse Jeruzalem zal geen tempel meer zijn, want God, de Heer, de Albeheerser is haar tempel (Ap 21,22). De verwoesting van de tempel is alles bij elkaar een hoopvolle boodschap: de verdwijning ervan stelt de Verrijzenis centraal, die de Heer aanwezig doet zijn bij allen die Hij bemint en van hun zonden verlost.

Lees meer...

Homilie Negentwintigste zondag 2025

 

Negentwintigste zondag CEx. 17, 8-13 2Tim. 3,14-4,2 Lc. 18,1-8

De noodzaak altijd te bidden of het gebed zonder ophouden te beoefenen: dat is wat ons in onze opleiding tot moniale of monnik vele malen werd voorgehouden als het oogmerk van elk monastieke gebed en van het monastieke leven op zich. De monnik hoort altijd te bidden. “Je veelvuldig overgeven aan het gebed”, is een van de werktuigen om goed te handelen uit het vierde hoofdstuk van de Regel van Benedictus. “Altijd bidden” dat lijkt ons misschien een beetje overdreven: we hebben toch ook nog wel andere dingen te doen, eten en slapen bijvoorbeeld, en de vele eisen die het moderne leven en samenleven ons vandaag stelt.

Lees meer...