Homilie Negentwintigste zondag 2025

Foto 2 klein br. Guerric met St Bernardus

Negentwintigste zondag CEx. 17, 8-13 2Tim. 3,14-4,2 Lc. 18,1-8

De noodzaak altijd te bidden of het gebed zonder ophouden te beoefenen: dat is wat ons in onze opleiding tot moniale of monnik vele malen werd voorgehouden als het oogmerk van elk monastieke gebed en van het monastieke leven op zich. De monnik hoort altijd te bidden. “Je veelvuldig overgeven aan het gebed”, is een van de werktuigen om goed te handelen uit het vierde hoofdstuk van de Regel van Benedictus. “Altijd bidden” dat lijkt ons misschien een beetje overdreven: we hebben toch ook nog wel andere dingen te doen, eten en slapen bijvoorbeeld, en de vele eisen die het moderne leven en samenleven ons vandaag stelt.

Lees meer...

Homilie Achtentwintigste zondag C 2025

 

Achtentwintigste zondag C 2Kon 5,14-17    2Tim 2,8-13 Lc 17,11-19

Dankbaarheid is een mooie deugd, maar ondankbaarheid een lelijke ondeugd. We kennen en herkennen ze allebei: de dankbaren en de ondankbaren. Behoren we zelf tot de dankbaren?

Heer, ontferm U over ons! Heer, ontferm U over ons! Dat is ongeveer alles wat er op te maken valt uit het geroep van een troep miserie, nogal op enige afstand van waar Jezus voorbijgaat. Een troep miserie is het inderdaad, in de ogen van elke vrome jood. Melaatsen! Dat wil zeggen: zonde, duisternis, vervloekt door God, wanhoop en dood. Jezus zelf is op weg naar Jeruzalem. Zijn Jeruzalem, de plaats van de vervulling van alle beloften van De Heer! De stad van vrede, de stad waar de profeten worden gestenigd, de stad waar de Messias de troon van het kruis zal bestijgen op allen tot zich te trekken en te redden. Maar de grenzen die Jezus onderweg tegenkomt, worden alsmaar breder en ruimer. Eerst was er ‘eigen volk eerst’, nu is het ook Samaria en Galilea, en het feit dat wij hier allen bijeen zitten getuigt van het inzicht dat Jezus’ liefde mettertijd een liefde geworden is zonder grenzen.

Lees meer...

Homilie Zesentwintigste zondag C 2025

 

Zesentwintigste zondag C      Am. 6,1…7   1 Tim. 6,11-16     Lc. 16,19-31

Alleen Lucas heeft ons de parabel van de arme Lazarus en de rijke vrek overgeleverd, een thema dat eigenlijk al wordt aangekondigd in het hooglied van Maria in het eerste hoofdstuk: “Hongerigen overlaadt Hij met zegen, maar rijken stuurt Hij heen met lege handen” (Lc 1,53). De eerste lezing uit Amos sluit daar goed bij aan. De arrogante rijken die zich uitstrekken op hun rustbedden en zich veilig voelen te midden hun welvoorziene tafels waarbij de wijn, de muziek en de luxueuze parfums niet ontbreken, staan in schril contrast met degenen die niets hebben. Daarom gaan die rijken het eerst in ballingschap. We vinden die wrekende gerechtigheid, die de rijken straft en de armen vergoedt, wel o.k. maar we vergeten daarbij dat wijzelf in ons rijke westen aan de verkeerde kant staan.

Lees meer...

Homilie Zeventwintigste zondag C 2025

 

 

Zeventwintigste zondag C Hab 1,2…2,4 2Tim 1,6…14 Lc 17,5-10

Zwakheid en kracht conditioneren het menselijk bestaan. Beide zijn ook twee kanten van het geloof die ons in de drie teksten van deze zondag worden voorgehouden.
    De profeet Habakuk ervaart wat ook wij vaak meemaken, dat we ondanks ons bidden en smeken de indruk hebben niet gehoord en niet verhoord te worden. God blijft onbereikbaar voor ons roepen en er is geen troost. Maar Habakuk houdt stand, hij dringt aan, hij blijft in het gesprek. En dat kan ons tot voorbeeld dienen. De profeet stoot in zichzelf op een diepere laag van vertrouwen en geloof. En pas na die innerlijke strijd krijgt hij zekerheid vanwege de Heer, zijn God: “de rechtvaardige zal leven door zijn trouw”. Trouw en geloof, hetzelfde woord in de oude talen. Vertrouwen is een fundament van de menselijke existentie, maar ook van een gemeenschap en een maatschappij. Het houdt ze vitaal. Het tegendeel, ongeloof en scepsis, maken een mens maar ook een samenleving ziek, ja, paranoia.

Lees meer...

Homilie kruisverheffing 2025

 

 

 

 

 

 

 

 

Kruisverheffing    Fil 2,6-11    Jo 3,13-17

Van Diogenes, de Griekse filosoof die met een lantaarn in de straten van Athene rondging op zoek naar “een mens”, tot de woestijnvaders uit de eerste eeuwen van onze tijdrekening die
zeiden: “Als je een mens bent, kun je gered worden”, kun je een lijn trekken. Die lijn kunnen we zelfs doortrekken tot de cisterciënzers van de twaalfde eeuw die de menselijkheid van Christus centraal stelden in hun spiritualiteit, en nog verder tot in onze tijd waar monialen, monniken en kluizenaars op zoek gaan naar hun ware mens-zijn in het licht van Christus’ gelaat. In het hart van  deze  zoektocht  naar  menselijkheid,  staat Christus, door Pilatus aangeduid als: “Ecce homo, Zie de Mens”. Dertig jaar later schreef Paulus aan de christenen van Korinte: “Bij jullie vond ik het niet passen iets anders te kennen dan Jezus Christus, en deze wel gekruisigd” (1Kor 2,2). Wat voegt de kennis van de gekruisigde Christus toe aan de queeste naar ware menselijkheid? Moeten we niet eerder de Griekse Adonis, symbool van de opbloeiende jeugd, tot uitgangspunt nemen van menselijkheid, of de ideale mens van Leonardo da Vinci, die in het middelpunt staat van het heelal? Waarom is Christus, de Gekruisigde, voor ons het ware centrum van de mens, van de wereld en van het heelal?

Lees meer...