tekst en Onderricht op 21 oktober 2025
Onderricht op 21 oktober 2025
Inspiratie voor het onderricht wordt in dit werkjaar o.a. geput uit Michael CASEY, ocso, Naar God. Inleiding tot de praktijk van het gebed, Lannoo-Tielt, Abdij Bethlehem, 2007.
Als we mediteren groeien we in waarheid,
omdat we een waarheid ervaren en deze niet verdringen en ontkennen.
Die waarheid houdt in dat we uit onszelf hulpeloos zijn om aan ons diepste verlangen tegemoet te komen.
Uit onszelf slagen we er niet in altijd te beantwoorden aan ons ware zelf,
ons altijd bewust te zijn van onze waardigheid van kind van God, van Christus.
We slagen er niet in altijd en onvoorwaardelijk
te kiezen voor het goede en ons onware zelf los te laten.
Nog anders uitgedrukt: we slagen er uit onszelf niet in onszelf te overstijgen.
Spiritualiteit die deze waarheid ontkent
en alleen al meditatietechnieken beschouwt als transcenderen, leert ons bezigheden aan die het tegendeel zijn van echt gebed.
Volmaaktheid houdt immers in ieder geval in
de onvermijdelijke onvolmaaktheid te aanvaarden
zonder dat deze aanvaarding leidt tot verlies in vertrouwen en volharding. In deze zin houdt bidden en mediteren ook een vraag is,
hoewel die in meerdere gebedswoorden niet expliciet geformuleerd wordt.
de monastieke traditie ieder gebedsmoment opent:
“God, kom mij te hulp.”
Ook de mantra mar-anatha is een smeekbede,
want de Aramese uitdrukking betekent ‘Kom, Heer’.
Bidden en mediteren drukt op zich een verlangen uit,
het verlangen dat we in eenheid met God volkomen onszelf mogen zijn. Hierbij wordt niet gevraagd om een psychologisch wonder,
om een plotse verrukkende innerlijke ervaring, maar wel om de rustige moed om te zijn,
om aanwezig te zijn in de werkelijkheid, bij God en mensen, zonder al te veel bekommernis om onszelf.
Het is een woordeloos vragen dat vertrouwen uitdrukt vanuit een bereidwillige afhankelijkheid.
We ervaren en aanvaarden ook dat mediteren en bidden ons niet altijd voldaan achterlaat.
Augustinus verzuchtte: “Ons hart blijft onrustig, tot het in U rust vindt.”
Onze onvoldaanheid en ook onze onvolmaaktheid blijft,
anders zou de dynamiek van onze spiritualiteit, verlangen en zoeken, ophouden en ons bidden eigenlijk ook.
Bovendien is het eigen aan het verlangen dat het blijft omdat het steeds meer verlangt en opnieuw verlangt. Het is alsof God ons verlangen steeds weer aanblaast opdat we altijd naar Hem zouden blijven zoeken
en daarin langzaam leren onszelf te vergeten. De blijvende ervaring van het onvolmaakte blijft het verlangen naar volmaaktheid voeden.
De leegte blijft het verlangen naar gemeenschap voeden. Zo begrijpen we Bonhoeffer die eenzaam in zijn cel schrijft:
Als je van iemand houdt
en je bent door de dood van elkaar gescheiden, dan is er op de wereld niets en niemand,
die de leegte van de afwezigheid kan vullen. Probeer het maar niet, want het zal je nooit lukken. Aanvaard liever het gemis dat je is overkomen.
Dat klinkt hard, maar het is ook een grote troost, want zolang de leegte werkelijk leeg blijft,
blijf je daardoor met elkaar verbonden. Zeg niet: “God zal de leegte vullen”, want – geloof me – dat doet Hij niet.
Integendeel: Hij houdt de leegte leeg
en helpt ons om zo de vroegere gemeenschap met elkaar te bewaren.
Ook in gebed en meditatie zoeken,
behoeden en bewaren we een gemeenschap, een gemeenschap van pure aanwezigheid met een open geest en een open hart,
geen fysiek en geen psychologisch welbehagen.
Het is een bidden zonder dit soort ervaren, zonder dit soort zien. Het is vertrouwen en geloven waarvan Jezus zegt:
Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben. (Joh 20, 29)
https://www.youtube.com/watch?v=ce4ff4jTdtk&list=RDce4ff4jTdtk&start_radio=1