Homilie voor de eerste zondag van de advent A 30 november 2025

dirk

Homilie voor de eerste zondag van de advent A 30 november 2025

Eerste Lezing: Jesaja 2,1-5
Visioen van Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem. Op het einde der dagen zal de berg waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle bergen en uitsteken boven alle heuvels. Alle volkeren zullen erheen stromen en talloze naties erheen
trekken. Zij zullen zeggen : "Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden
bewandelen Want uit Sion komt de Wet, het Woord van de Heer uit Jeruzalem. Oordelen zal Hij de volkeren, rechtspreken over de talloze naties. Zij zullen hun zwaarden
omsmeden tot ploegijzers, hun speren tot sikkels. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander, en niemand zal nog leren oorlog voeren. Huis van Jakob, kom, laat ons wandelen in het licht van de Heer."


Evangelie: Matteüs 24,37-44
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen : "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals de mensen in de dagen vóór de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte : zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op de
akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten; twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten.
Weest dus waakzaam, want ge weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop hij het niet verwacht.”

“… niets vermoeden …”

“… en zij niets vermoedden totdat de zondvloed …”
Mensen die niets vermoeden, niets weten, zich van niets bewust zijn,
die kunnen gewoon rustig en gerust verder doen alsof er niets aan hand is, hoeven zich van niets aan te trekken,
kunnen onbekommerd en zorgeloos leven in het nu. Hun enige verwachting zou dan zijn,

dat het met hen zo verder goed mag gaan.
Je zou misschien kunnen denken dat de verwachting ook kan luiden: “Dat het met ons nog beter mag gaan.”
Maar dan vermoeden ze al iets!
Namelijk dat er iets beters is, dat vooruitgang mogelijk is.
Maar helaas kunnen mensen eigenlijk niet zo onschuldig en niets vermoedend leven. Er ligt, misschien tot ergernis en ontstemming van velen,
wel degelijk een arme Lazarus aan onze deur en verderop liggen er nog veel meer.
Er zijn niet alleen de toch noodzakelijke ‘slecht nieuws’ brengende media die de ogen openen, maar er zijn ook heel wat mensen en organisaties
die ons bewust van maken van Lazarus’ bestaan. Onschuldige en zorgeloze onbekommerdheid verandert daardoor in schuldige onverschilligheid, vergezeld van de verwachting
dat het toch in de eerste plaats en vooral
met óns verder goed mag gaan en beter zelfs!

Wij, christenen, worden altijd, maar vooral in de advent,
opgeroepen tot een tegenovergestelde levenshouding, tot waakzaamheid.
Het is een oproep die meteen ook en halt toeroept of minstens een kritische klank toevoegt
aan het niets vermoedende en commerciële opgeklopte kerstgedoe en de daarbij bedachte winterromantiek.

Deze waakzaamheid betekent vooreerst dat we bewustwording toelaten en dat we niet onwetend willen blijven over het lot van vele mensen
die meer dan wij aan snelle en grote verbetering toe zijn.
We maken een einde aan onverschilligheid
en laten ons met een open geest en een open hart inspireren
tot een andere levenswijze, een solidaire en soberder levenswijze die uiteindelijk vredevoller en vreugdevoller zal zijn.

Deze waakzaamheid hoort samen met vervuld zijn van een andere verwachting dan deze die alleen gericht is op eigen materieel welzijn en geluk.
We zijn vervuld van de droom van alle mensen van goede wil,
een droom die reeds door de profeten van het Oude Testament uitgedragen werd. Het is de verwachting dat het alle mensen goed mag gaan,
dat een vredevolle en rechtvaardige wereld komt.
Deze verwachting is geen vertaling van onverschilligheid maar van betrokkenheid, van bekommernis en zorg.

Maar onze waakzaamheid is ook gerichtheid op de komst van Christus in ons leven. We vermoeden dat er wel degelijk een ander leven voor ons mogelijk is,
een ander leven dan dat van zoeken naar bevrediging en beveiliging en bevestiging.
De komst van Christus in ons leven verwachten
is het verlangen naar de doorbraak en bloei in ons innerlijk van het Christusbewustzijn, waardoor we door het leven gaan met de gezindheid van Christus

en zoals Christus Gods liefde en goedheid openbaren in de wereld.
Als we zo mens zijn in de wereld
brengen we een licht aan dat van een heel andere aard is dan de mooie kerstverlichting.
Niet dat ik iets tegen die kerstverlichting heb.
We mogen gerust de wereld wat mooi maken en zorgen voor een warm gevoel.
Als dat mooie en warme in ons ook maar de droom doet ontwaken van een betere wereld en van goddelijk mens zijn,
een mens waarin God mens mag worden, een wereld waarin zijn wil geschiedt.

https://www.youtube.com/watch?v=-t0iBbgoC1M&list=RD-t0iBbgoC1M&start_radio=1