Homilie voor de 25ste zondag door het jaar Derde zondag van de Scheppingsperiode 21 september 2025
Homilie voor de 25ste zondag door het jaar Derde zondag van de Scheppingsperiode 21 september 2025
Evangelie: Lc 16,1-13
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: “Er was eens een rijk man. Hij had een
rentmeester, die bij hem werd aangeklaagd, omdat hij zijn bezit verkwistte. Hij riep hem dus en vroeg: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en bedelen:
daarvoor schaam ik mij. Ik weet al wat ik ga doen, opdat ik na mijn ontslag als
rentmeester onderdak vind. Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één, en zei tot de eerste: Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig? Deze antwoordde: Honderd vaten olie. Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; ga gauw zitten en schrijf: vijftig. Daarop vroeg hij nog aan een tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Deze
antwoordde: Honderd maten tarwe. Hij zei hem: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig.
De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg had gehandeld, want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht. Zo zeg Ik u ook: Maakt u vrienden door middel van de
onrechtvaardige mammon, opdat zij - wanneer die u komt te ontvallen - u in de eeuwige tenten opnemen. Wie betrouwbaar is in het kleinste is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste is ook onrechtvaardig in het grote. Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest met betrekking tot de onrechtvaardige mammon, wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen? Als ge niet betrouwbaar zijt geweest in het beheren van andermans goed, wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen? Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben, ofwel de
een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen en de mammon.”
De beurs: tempel van de mammon?
De nieuwe mens in wie de gezindheid van Christus aanwezig is, die zich laat leiden door Gods Geest
en daardoor Gods liefde en goedheid en barmhartigheid kan openbaren en uitstralen, laat zich niet meer leiden door angstig zelfbehoud en egoïstische hebberigheid.
Paulus schrijft aan de Galaten:
Want de zelfzucht begeert tegen de Geest
en de Geest tegen de zelfzucht, want ze zijn elkaars tegenstanders (5, 17).
Jezus verwoordt die tegenstelling tussen Geest en zelfzucht als volgt:
Gij kunt niet God dienen en de mammon.
‘Mammon’ is een oud-Aramees en oud-Syrisch woord
en betekent oorspronkelijk gewoon ‘geld’, ‘bezit’, ‘rijkdom’.
Maar algauw is het de naam geworden van een kwelduivel die mensen behekst en dus ook kan gelden als een aanduiding
van een egoïstische hebberige en materialistische ingesteldheid.
De leerling van Jezus, de christen, de nieuwe mens – die we allen kunnen zijn – laat zich niet door die ingesteldheid leiden
en neemt dus een andere houding aan tegenover geld, bezit en rijkdom.
Jezus wijst geld, bezit en rijkdom niet zomaar af en veroordeelt de rijke mens ook niet.
Het gaat in Jezus’ onderricht aan zijn leerlingen vandaag wel degelijk over de ingesteldheid tegenover bezit en rijkdom
en over de wijze waarmee je met bezit en rijkdom omgaat.
De rentmeester uit de parabel is zeker geen voorbeeld in dat opzicht.
Jezus wijst er door hem alleen maar op dat in de wereld
veel meer creativiteit wordt aangewend door de egoïstische hebzuchtige mens om zichzelf te verrijken en te dienen en veel minder om het goede te doen.
Dat valt niet te ontkennen.
De enige houding die de leerling van Jezus tegenover bezit kan aannemen is deze van rechtvaardigheid en dat betekent:
ervoor zorgen dat aan ieder mens toekomt waar hij of zij recht op hebben,
en dat is alles wat mensen nodig hebben om een waarlijk menswaardig leven te leiden.
Daartoe moet men met de aarde en al wat ze bevat en met bezit leren omgaan op een wijze die beantwoordt aan de bestemming die God als schepper
aan de aarde en de aardse goederen gegeven heeft: voor het leven en welzijn van allen. Daarom mag de christen bezit niet beschouwen als louter bestemd voor eigen gebruik, maar moet hij bezit zoveel mogelijk aan anderen ten goede laten komen.
Privébezit is geen absoluut recht en grootgrondbezit is voor een christen uit den boze. Bovendien dient men zich als ‘bezitter’ te beschouwen als rentmeester:
we beheren enkel het bezit van iemand anders en we beschouwen God als de enige eigenaar.
Dit dienen we voor ogen te houden, niet alleen in ons omgaan met bezit, maar vooral ook in het omgaan met de aarde en al het leven dat ze bevat. Dat is een bezit dat we niet zoals de rentmeester te verkwisten hebben.
https://www.youtube.com/watch?v=waItAmxet7g&list=RDwaItAmxet7g&start_radio=1 Herr, unser Herrscher, wie herrlich ist dein Name in allen Landen,
da man dir danket im Himmel!
Dem Munde der jungen Kinder und Säuglinge
hast du eine Macht zugerichtet um deiner Feinde willen,
daß du vertilgest den Feind und den Rachgierigen
Denn ich werde sehen die Himmel, deiner Finger Werk, den Mond und die Sterne, die du bereitest
Was ist der Mensch, daß du sein gedenkest;
und des Menschen Kind, daß du dich sein annimmst?
Du wirst ihn lassen eine kleine Zeit von Gott verlassen sein. Aber mit Ehren und Schmuck wirst du ihn krönen
Du wirst ihn zum Herrn machen über deiner Hände Werk; alles hast du unter seine Füße getan:
Schafe und Ochsen allzumal, dazu auch die wilden Tiere
Die Vögel unter dem Himmel und die Fische im Meer und was im Meer gehet Herr, unser Herrscher, wie herrlich ist dein Name in allen Landen!