HOMILIE 1° Adventszondag A 2025

HOMILIE 1° Adventszondag A
Vader, laat niet toe dat wij leven alsof wij niets meer verwachten.
Vader, wek in ons hart een heilzame onrust voor het uur waarop uw Zoon zal wederkomen.
Zusters en broeders,
Met deze woorden hebben we ons in het openingsgebed van deze eucharistie tot God, onze Vader gericht. Een dubbel verzoek – of beter eenzelfde verzoek, eerst negatief en dan positief uitgedrukt: niet toelaten dat wij niets meer verwachten én een heilzame onrust voor het uur van het komen van de Zoon. Het is een sterke bede om deze adventstijd in te zetten – een vraag naar onze God en Vader toe.
Dierbare broeders en zusters, het is dé vraag, ook een vraag naar ons toe: Is er in ons verwachting? Wachten wij op Iemand? Is er in ons een heilzame onrust? Kijken wij uit naar zijn komst?
Laat niet toe dat wij niets verwachten. Nochtans – zo kunnen we leven, zo kunnen we overleven. En het gebeurt, ook nu, ook tussen ons in, ook in ons. Sint Paulus benoemt het in de tweede lezing als een slapen, een leven in de nacht met werken van de duisternis. Hij somt er enkele op: braspartijen en drinkgelagen, ontucht en losbandigheid, twist en nijd – kortom zondige begeerten. Een leven zonder verwachting heeft zo zijn eigen contouren, krijgt een invulling. En het zijn allemaal opvulsels die draaien rond het eigen kleine ikje, ons ego. Een ego dat zichzelf zoekt, dat genoeg heeft aan zichzelf, dat zichzelf voldoet: eten en dringen, seksualiteit, ruzie als anderen hinderaars worden van de eigen behoeftebevrediging, afgunst om wat andere hebben en niet of nog niet het mijne is. Het is geen fraai lijstje, maar wel een werkelijk lijstje, waarvan Jezus elders in het evangelie zegt – dàt bezoedelt de mens. Zonder verwachting leven is er dus niet zomaar. Men propt zichzelf vol, zodat er geen ruimte is, geen openheid, geen ontvankelijkheid. En nogmaals het is herkenbaar, het gebeurt: de dagen gaan open en toe en het cirkelen rondom onszelf wordt niet doorbroken. Trouwens de mens zelf kan het niet uit eigen kracht doorbreken. Daarom die bede: Vader, laat niet toe! Vader, doe iets, verhinder zo’n leven – zo’n volgepropt leven dat zo leeg is.
Wek in ons een heilzame onrust voor het uur waarop uw Zoon komt. Ik zou zeggen: een heilige onrust – een onrust vanuit het besef: zo’n leven zoals Paulus dat beschrijft in de tweede lezing of zoals Jezus het zelf benoemt – doorgaan met eten en drinken, huwen, ten huwelijk geven en niets vermoeden – is geen leven. Een onrust die de onvervuldheid uitschreeuwt en die beseft: het moet van elders komen; het moet van iemand anders komen. Ik heb Iemand van doen die het roer van mijn
leven in handen neemt, Iemand die mij redt uit dit bestaan ten dode. Een onrust die tot gebed wordt: Maranatha, Kom, Heer Jezus! Een waarachtig verlangen naar een Redder, de Heiland, de Zaligmaker. Het is de adventsroep die we gisterenavond nog hoorden in de vespers uit het boek van de Openbaring: Kom! Laat wie het hoort zeggen: Kom! Wie dorst heeft, kome. Amen. Kom. Heer Jezus! Het krijgt ook in meerdere psalmen stem. Ik haal enkele psalmverzen aan die tot adventswoorden mogen worden: Naar U gaat mijn verlangen, Heer. Steeds weer zoeken mijn ogen naar U. Kom ons uit onze angst bevrijden. (Ps. 25) Wat is de hemel voor mij zonder U, wat moet ik op aarde als Gij niet bestaat? Gij zijt mijn God, de toekomst die op mij wacht. Ver weg van U, is het geen leven, U ontrouw zijn is niemand zijn. (Ps. 73)
Broeders en zusters, wij mogen het dus echt bidden van ganser harte: Maranatha, Kom, Heer Jezus! Wij hebben Hem zozeer nodig. Ook nu! Hij in ons leven; Hij met ons op ons levenspad. God-met-ons – Emmanuel. Laten wij er met een heilige onrust er naar uitzien. Moge de Heer het aan elk van ons geven! Want komen doet Hij – ook al kennen we dag noch uur. AMEN.